ECLI:NL:HR:2006:AV1146
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bewezenverklaring wegens ontoereikende motivering bij vrijspraakbepleitingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 april 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, en had een gevangenisstraf en taakstraf opgelegd gekregen. De verdachte had in hoger beroep vrijspraak bepleit, maar het Hof volstond met een opgave van de bewijsmiddelen op basis van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelde dat deze bepaling niet van toepassing is wanneer de verdachte of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit. Het Hof had derhalve onterecht kunnen volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, wat leidde tot een ontoereikende motivering van de bewezenverklaring. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor een nieuwe behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij bewezenverklaringen, vooral in gevallen waar vrijspraak is bepleit.