ECLI:NL:HR:2006:AU8289
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Tegenstrijdigheid in bewijsvoering bij het medeplegen van illegale toegang tot Nederland
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 februari 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van het helpen van een ander bij het verkrijgen van toegang tot Nederland, terwijl hij wist dat deze toegang wederrechtelijk was. De zaak kwam voor de Hoge Raad na een beroep in cassatie dat was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J. Kuijper. De Hoge Raad oordeelde dat er sprake was van tegenstrijdigheid in de bewijsvoering, aangezien het Hof enerzijds de verklaring van de verdachte dat hij samen met een medeverdachte naar Schiphol was gereden, en anderzijds de verklaring van die medeverdachte dat hij al op Schiphol was, had gebruikt als bewijs. Hoewel de Hoge Raad deze tegenstrijdigheid erkende, leidde dit niet tot cassatie, omdat het voor de bewezenverklaring irrelevant was of de medeverdachte met de verdachte naar Schiphol was gereden. De Hoge Raad vernietigde echter de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. De taakstraf werd verminderd tot 216 uren en de vervangende hechtenis tot 108 dagen. De overige klachten in het beroep werden verworpen.