ECLI:NL:HR:2007:AZ3329
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bewijsvoering en vrijheidsberoving in een overvalzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 januari 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was betrokken bij een gewapende overval op een winkel in Amsterdam op 3 oktober 2003, waarbij de aangever, een verkoper in de winkel, werd bedreigd met een pistool en wederrechtelijk van zijn vrijheid werd beroofd. De verdachte en zijn mededaders werden beschuldigd van diefstal met geweld en afpersing. Het Hof had de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar hem wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren voor de bewezenverklaarde feiten.
De Hoge Raad oordeelde dat de bewijsvoering van het Hof tegenstrijdig was, aangezien het Hof enerzijds de verklaring van de aangever had gebruikt, waarin hij stelde dat hij door de verdachte was opgesloten, en anderzijds de verklaring van de mededader, die stelde dat de verdachte of een andere mededader de aangever had opgesloten. De Hoge Raad concludeerde echter dat deze tegenstrijdigheid niet leidde tot cassatie, omdat het voor de bewezenverklaring irrelevant was wie de aangever had opgesloten. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring voldoende was gemotiveerd en dat de tegenstrijdigheid van ondergeschikte betekenis was.
Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot strafvermindering. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en verminderde deze tot zes jaren en acht maanden. Het beroep werd voor het overige verworpen.