ECLI:NL:HR:2006:AU8055
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van zwaar lichamelijk letsel en vordering benadeelde partij in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder door de Politierechter in de Rechtbank te Middelburg veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf, waarvan twee maanden voorwaardelijk, wegens zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 22 december 2002, waarbij de verdachte opzettelijk een gebroken enkel toebracht aan het slachtoffer, [slachtoffer]. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof het relaas van de verbalisant, dat het slachtoffer in het ziekenhuis een gebroken enkel had, als bewijs kon aanmerken. De Hoge Raad bevestigde dat de beoordeling of letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, in belangrijke mate aan de feitenrechter is voorbehouden. Het Hof had terecht geoordeeld dat de gebroken enkel als zwaar lichamelijk letsel moest worden gekwalificeerd, en dat het oordeel niet onjuist of onbegrijpelijk was. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij besproken, waarbij het Hof oordeelde dat de schade aan de bril en de gemaakte reiskosten op de juiste wijze waren begroot. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat de aangevoerde middelen niet tot cassatie konden leiden.