ECLI:NL:HR:2005:AT7649

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
40737
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over tijdigheid van beroepschrift in belastingzaak

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 26 maart 2004, betreffende de aan hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998. De belastingaanslag was oorspronkelijk vastgesteld op een belastbaar inkomen van ƒ 32.261, maar na bezwaar was deze verminderd tot ƒ 31.361. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep niet-ontvankelijk verklaarde op grond van een overschrijding van de beroepstermijn. Het Hof baseerde zijn oordeel op de datum van het poststempel van het beroepschrift, dat op 27 mei 2002 was afgedrukt, terwijl de termijn eindigde op 24 mei 2002.

In cassatie heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het oordeel van het Hof onbegrijpelijk is. De Hoge Raad stelt vast dat de omstandigheid dat het poststempel op 27 mei 2002 is geplaatst, niet uitsluit dat het beroepschrift vóór het verstrijken van de termijn op 24 mei 2002 ter post is bezorgd. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wordt de Staat aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden. Dit arrest is gewezen op 17 juni 2005.

Uitspraak

Nr. 40.737
17 juni 2005
RW
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 26 maart 2004, nr. 02/02319, betreffende de aan hem voor het jaar 1998 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 32.261, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 31.361.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
De termijn waarbinnen beroep bij het Hof kon worden ingesteld eindigde op vrijdag 24 mei 2002. Het poststempel op de enveloppe waarin het beroepschrift is verzonden vermeldt als datum (maandag) 27 mei 2002. Het beroepschrift is op 28 mei 2002 ingekomen ter griffie van het Hof.
3.2 Het Hof heeft geoordeeld dat de beroepstermijn is overschreden. Daartoe heeft het Hof redengevend geacht de datum van het poststempel.
3.3. De tegen dat oordeel gerichte klacht slaagt. De omstandigheid dat de afstempeling door TPG Post heeft plaatsgevonden op 27 mei 2002 sluit niet uit dat het beroepschrift niet later dan op vrijdagavond 24 mei 2002 - derhalve vóór het einde van de termijn - ter post is bezorgd. 's Hofs oordeel is derhalve onbegrijpelijk. 3.4. Uit het hiervoor in 3.3 overwogene volgt dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. Verwijzing moet volgen. De klachten behoeven voor het overige geen behandeling.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 102,
en veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, en de raadsheren J.W. van den Berge en E.N. Punt in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2005.