ECLI:NL:HR:2005:AT6843
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- D.H. Beukenhorst
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Weigering van de moeder om toestemming te geven tot erkenning door de biologische vader van een minderjarig kind en de schending van het beginsel van hoor en wederhoor
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 november 2005 uitspraak gedaan over de weigering van de moeder om toestemming te geven tot erkenning van haar minderjarige dochter door de biologische vader. De man had in 2001 een verzoek ingediend bij de rechtbank te Rotterdam om vervangende toestemming te verkrijgen voor de erkenning van zijn dochter, die op [geboortedatum] 1999 was geboren. De rechtbank verleende de man toestemming, maar de moeder ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof bepaalde dat er een DNA-onderzoek moest plaatsvinden, maar de moeder weigerde hieraan mee te werken. Het hof oordeelde vervolgens dat de man de verwekker was van het kind, ondanks de weigering van de moeder om mee te werken aan het onderzoek.
De moeder stelde dat het hof het beginsel van hoor en wederhoor had geschonden door zijn beslissing te baseren op een brief van de deskundige zonder haar de kans te geven zich hierover uit te laten. De Hoge Raad oordeelde dat het hof inderdaad het beginsel van hoor en wederhoor had geschonden, omdat de beslissing ten nadele van de moeder was genomen op basis van informatie waarover zij zich niet had kunnen uitlaten. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het gerechtshof en verwees de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het beginsel van hoor en wederhoor in juridische procedures, vooral in zaken die betrekking hebben op familierecht en de rechten van ouders.