ECLI:NL:HR:2005:AT4895
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Landbouwvrijstelling en de kwalificatie van een paardenopfokbedrijf als landbouwbedrijf
In deze zaak gaat het om de vraag of een paardenopfokbedrijf kan worden aangemerkt als een landbouwbedrijf in de zin van de landbouwvrijstelling. De belanghebbende, die een agrarisch bedrijf uitoefent, had in 1996 een perceel landbouwgrond verkocht aan de heer en mevrouw D, die een paardenopfokbedrijf exploiteren. De Inspecteur legde een aanslag in de inkomstenbelasting op, die na bezwaar door de Inspecteur werd verminderd. De belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de aanslag verder verlaagde. De Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat het paardenopfokbedrijf van de heer en mevrouw D als een landbouwbedrijf kan worden gekwalificeerd. Het Hof heeft hierbij verschillende factoren in overweging genomen, zoals de onderwerping aan de regels van het productschap voor Vee en Vlees, de agrarische bestemming van het perceel, en de maatschappelijke opvattingen over de exploitatie van een paardenopfokbedrijf. De Hoge Raad concludeert dat het oordeel van het Hof niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en dat het niet onbegrijpelijk is.
De Hoge Raad verklaart het beroep van de Staatssecretaris ongegrond en veroordeelt hem in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 1932 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is gewezen op 29 april 2005 en is openbaar uitgesproken.