ECLI:NL:HR:2005:AT2760
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak inzake poging zware mishandeling met vuurwapen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 september 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld voor poging tot zware mishandeling door opzettelijk met een vuurwapen door een ruit van een woning te schieten, waar zich op dat moment twee getuigen bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de motivering van het bewezenverklaarde voorwaardelijk opzet tekortschiet. De rechtbank had vastgesteld dat de verdachte op 9 april 2003 in Rotterdam met een vuurwapen op de ruit van de woning van getuige 2 had geschoten, terwijl getuige 1 zich ook in de woning bevond. De Hoge Raad concludeerde dat uit de bewijsmiddelen niet zonder meer kon worden afgeleid dat getuige 2 zich ten tijde van het schot in de desbetreffende kamer bevond. Dit leidde tot de conclusie dat het oordeel van het hof over de aanmerkelijke kans dat de kogel een persoon zou kunnen raken, niet zonder meer begrijpelijk was. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling. De zaak betreft belangrijke juridische overwegingen omtrent het voorwaardelijk opzet en de bewijsvoering in strafzaken.