ECLI:NL:HR:2005:AS9307
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie over het dragen van handboeien door de verdachte in hoger beroep
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in Joegoslavië in 1972 en ten tijde van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was in hoger beroep veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en voor het in bezit hebben van een vervalst reisdocument. De klacht die in cassatie werd ingediend, betrof een beslissing van de voorzitter van het hof over het dragen van handboeien door de verdachte tijdens de zitting. De Hoge Raad oordeelde dat deze klacht niet tot cassatie kon leiden, omdat het een handeling betreft waartegen beroep in cassatie niet openstaat. De Hoge Raad heeft ook kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de advocaat van de verdachte op de conclusie van de Advocaat-Generaal, die had geconcludeerd dat het beroep verworpen moest worden. De Hoge Raad heeft uiteindelijk geoordeeld dat er geen gronden waren voor vernietiging van de bestreden uitspraak en heeft het beroep verworpen.