ECLI:NL:RBNHO:2016:2083

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 maart 2016
Publicatiedatum
15 maart 2016
Zaaknummer
15/713289-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval op de Afsluitdijk met zwaar lichamelijk letsel als gevolg van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag

Op 1 oktober 2013 vond op de Afsluitdijk een ernstig verkeersongeval plaats waarbij de verdachte, als beroepschauffeur, betrokken was. De rechtbank moest beoordelen of de verdachte schuld had aan het ongeval volgens artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW) of dat hem gevaarlijk rijgedrag kon worden verweten volgens artikel 5 WVW. De rechtbank concludeerde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot het ongeval. De verdachte had zijn snelheid niet aangepast aan de verkeerssituatie en had onvoldoende geanticipeerd op de file die zich vormde door wegwerkzaamheden. Hierdoor botste hij met zijn vrachtwagencombinatie tegen de achterzijde van een personenauto, die vervolgens in brand vloog. Het slachtoffer, de bestuurder van de personenauto, liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder brandwonden en meerdere botbreuken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuld had aan het ongeval en legde hem een taakstraf van 90 uur op, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/713289-13 (P)
Uitspraakdatum: 14 maart 2016
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 februari 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F.H.A. Schlingemann-Høvig en van wat verdachte en zijn raadsman mr. T.W. Delhaye, advocaat te Burgum, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 01 oktober 2013 te Den Oever, gemeente Hollands Kroon, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto, merk DAF, [kenteken 1] , met aanghangwagen, merk Floor, [kenteken 2] ), daarmede rijdende over de weg, rijksweg A7 (de Afsluitdijk), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, aldaar te rijden in de richting van Friesland met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse en/of onvoldoende afstand te houden tot en/of onvoldoende rekening te houden met een zich voor hem bevindende
personenauto (merk Renault, [kenteken 3] ), te weten: toen de loop van het verkeer een snelheidsvermindering noodzakelijk maakte, heeft verdachte daarop te laat geanticipeerd en is hij met de voorzijde van de door hem bestuurde combinatie opgebotst tegen de achterzijde van een voor hem op dezelfde rechter rijstrook rijdende personenauto (merk
Renault, [kenteken 3] ), waardoor die personenauto een voorwaartse beweging heeft gemaakt in de richting van de linker rijstrook en/of (vervolgens) met de voorzijde in botsing is gekomen met de achterzijde van een voor die personenauto rijdende vrachtauto (merk DAF, [kenteken 4] ) en/of ten slotte tot stilstand is gekomen aan de uiterst rechter zijde van de rijbaan, waarna die personenauto (door de door de botsing tegen de achterzijde
van dat voertuig opengescheurde benzinetank) in brand is gevlogen en de bestuurder van die personenauto in zijn (brandende) voertuig bekneld is geraakt, waardoor aan die bestuurder van die personenauto (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten tweede en derde graads brandwonden (over ongeveer 32% van het lichaamsoppervlak) en/of een gebroken sleutelbeen en/of een gebroken schouderblad en/of twaalf gebroken ribben en/of een klaplong en/of kneuswonden en/of gescheurde rugwervels, of zodanig lichamelijk letsel
werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair
hij op of omstreeks 01 oktober 2013 te Den Oever, gemeente Hollands Kroon, als bestuurder van een voertuig (vrachtauto, merk DAF, [kenteken 1] met aanhangwagen, merk Floor, [kenteken 2] ), daarmee rijdende op de weg, de Afsluitdijk, in de richting van Friesland, met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse en/of onvoldoende afstand houdend tot en/of onvoldoende rekening houdend met een zich voor hem bevindende personenauto (merk Renault, [kenteken 3] ), te weten: toen de loop van het verkeer een snelheidsvermindering noodzakelijk maakte, heeft verdachte daarop te laat geanticipeerd en is hij met de voorzijde van de door hem bestuurde combinatie opgebotst tegen de achterzijde van een voor hem op dezelfde rechter rijstrook rijdende personenauto (merk Renault, [kenteken 3] ), waardoor die personenauto een voorwaartse
beweging heeft gemaakt in de richting van de linker rijstrook en/of (vervolgens) met de voorzijde in botsing is gekomen met de achterzijde van een voor die personenauto rijdende vrachtauto (merk DAF, [kenteken 4] ) en/of ten slotte tot stilstand is gekomen aan de uiterst rechter zijde van de rijbaan, waarna die personenauto (door de door de botsing tegen de achterzijde van dat voertuig opengescheurde benzinetank) in brand is gevlogen en de
bestuurder van die personenauto in zijn (brandende) voertuig bekneld is geraakt, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, met dien verstande dat de gedragingen van verdachte kunnen worden gekwalificeerd als aanmerkelijk onvoorzichtig.
3.2
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. De gedragingen van verdachte kunnen niet als aanmerkelijk onvoorzichtig worden gekwalificeerd. De verdediging heeft een alternatief scenario geschetst. Daartoe is door de raadsman en verdachte gesteld dat de mogelijkheid bestaat dat de Renault van [slachtoffer] vanaf de invoegstrook plotseling voor de vrachtwagen van verdachte is geschoten. Hierbij is de Renault tegen de vrachtwagen voor hem aangebotst, alvorens de botsing tussen het voertuig van verdachte en de Renault is ontstaan.
Voorts heeft de raadsman ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit aangevoerd dat verdachte geen gevaarzettende situatie heeft veroorzaakt, omdat verdachte werd geconfronteerd met de botsing tussen de Renault en de vrachtwagen voor de Renault. Indien de rechtbank in de tenlastelegging leest dat cliënt wordt verweten dat hij zich gevaarzettend heeft gedragen door een botsing te veroorzaken met de Volkswagen Caddy dan is er sprake van een overmachtssituatie.
3.3
Oordeel van de rechtbank
I. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op dinsdag 1 oktober 2013 heeft er een verkeersongeval plaatsgevonden op de Rijksweg A7 (de Afsluitdijk) te Den Oever, gemeente Hollands Kroon, in de richting van Friesland. [2] Dit was ter hoogte van hectometerpaal 74.5 (hierna: hmp.74.5). [3] Bij dit ongeval zijn onder andere betrokken een bedrijfsauto van het merk DAF met [kenteken 1] waarachter is gekoppeld een aanhangwagen van het merk Floor met [kenteken 2] , bestuurd door verdachte, een personenauto van het merk Renault met [kenteken 3] , bestuurd door [slachtoffer] en een vrachtauto van het merk DAF met [kenteken 4] , bestuurd door getuige [getuige 1] . [4]
Verdachte rijdt op de rechter rijstrook. Verderop de Afsluitdijk vinden wegwerkzaamheden plaats, waardoor het verkeer verderop van twee rijstroken naar één rijstrook wordt geleid. Al een stuk voor de wegwerkzaamheden veroorzaakt dit een file op de linker rijstrook en op de rechterrijstrook. Verdachte is met de linkervoorzijde van zijn vrachtwagencombinatie tegen de achterzijde van de personenauto van [slachtoffer] gebotst. Dit zal hoogstwaarschijnlijk met een snelheid van 48 km/h zijn geweest. De linkervoorzijde van het voertuig van verdachte is hierdoor beschadigd. De Renault ondervond door de botsing een voorwaartse beweging in de richting van de linkerrijstrook. Vervolgens botste de Renault tegen de achterzijde van de voor hem rijdende vrachtwagen van [getuige 1] en kwam uiteindelijk aan de uiterste rechterzijde van de weg tot stilstand. Verdachte is uitgeweken naar links, richting de linker rijstrook. [5]
De voor- en achterzijde van de Renault is totaal gedeformeerd. [6] Door de algehele deformatie van de achterzijde van de Renault is de benzinetank opengescheurd, waardoor de Renault vervolgens in brand vliegt. [slachtoffer] raakt bekneld in de brandende Renault en kan met grote moeite door omstanders uit het voertuig worden bevrijd. [7] Als gevolg van de aanrijding heeft [slachtoffer] twaalf gebroken ribben, een klaplong, een gebroken rechter schouderblad, een gebroken rechter sleutelbeen opgelopen. Tevens heeft hij over 32% van zijn lichaamsoppervlak tweede- en derdegraads brandwonden. [8] Daarnaast is een aantal wervels in zijn rug gescheurd [9] en heeft hij kneuswondjes opgelopen. [10]
Op de plaats van het ongeval worden op de rechterrijbaan sporen aangetroffen. De maten zijn gerekend vanuit hmp.74.5. Op ongeveer 32.00 meter voor hmp.74.5 is op het linker gedeelte van rijstrook 2 het begin van een vloeistofspoor te zien, welke naar links verloopt naar rijstrook 1 en doorloopt tot onder de voorzijde van de eindpositie van de vrachtwagencombinatie, zijnde ongeveer 15.00 meter na hmp.74.5. Op ongeveer 29.00 meter voor hmp.74.5 is op de blokmarkering ter afscheiding van rijstrook 2 en de vluchtstrook een banden slipspoor te zien, welke gezien het afgetekende profiel afkomstig is van de wielen van de rechterzijde van de trailer van de vrachtwagencombinatie. Op ongeveer 28.00 meter voor hmp.74.5 is in het midden van rijstrook 2 een inslag in het wegdek te zien en vervolgens het begin van krassporen. Deze krassporen verlopen onderbroken in een boog eerst naar de asstreep en buigen vervolgens ongeveer 14.00 meter voor hmp.74.5 naar rechts af, richting de eindpositie van de Renault. Vanaf ongeveer 10.00 meter voor hmp.74.5 is tevens een vloeistofspoor zichtbaar vanaf de asstreep in een boog naar de eindpositie van de Renault. [11] Het vloeistofspoor van de vrachtwagencombinatie van verdachte geeft duidelijk aan dat als eerste een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen de vrachtwagencombinatie van verdachte en de Renault. [12]
Uit de VerkeersOngevals Analyse volgt dat verdachte kennelijk onvoldoende afstand heeft gehouden tot of onvoldoende rekening heeft gehouden met een zich vóór hem bevindende auto. [13]
Uit het aanvullend proces-verbaal VerkeersOngevals Analyse blijkt dat bijna de gehele voorkant – de breedte van de vrachtwagencombinatie van verdachte – de achterzijde van de Renault overlapt, zodat van een decentrale aanrijding geen sprake is. Een reële beweging van de Renault is dat beide voertuigen enigszins in de aanrijding bij elkaar blijven en door het naar links sturen van verdachte met zijn voertuig de Renault naar rechts draait. Vervolgens komt de voorzijde van de Renault in botsing met de linker achterzijde van de vrachtwagen van [getuige 1] , waardoor de gehele voorzijde van de Renault wat onder een hoek tegen de stootbalk botst en daardoor vervormt. [14] Dit is waarneembaar op foto 18 van het proces-verbaal VerkeersOngevals Analyse, waarbij de voorzijde van de Renault naar rechts toe is vervormd. [15] De rotatie van de Renault is door het stuurgedrag van verdachte en door de beweging van het voertuig van verdachte veroorzaakt. [16]
[getuige 2] verklaart dat hij op 1 oktober 2013 over de Afsluitdijk in de richting van Friesland reed. Hij reed daarbij op de rechter rijstrook achter een vrachtwagencombinatie. De afstand tussen hem en de vrachtwagencombinatie was ongeveer 200 meter. [getuige 2] kon ver de weg afkijken en zag links voor de vrachtwagencombinatie een file staan. Hij zag voertuigen afremmen op de linker weghelft, waarbij hij remlichten/alarmlichten zag branden. [getuige 2] remde af. Vervolgens zag hij dat de vrachtwagencombinatie niet afremde en op de achterste auto van de file klapte. Hij zag dat de aangereden personenauto naar rechts werd geslingerd en dat er brand ontstond. [17]
[getuige 3] verklaart dat hij op 1 oktober 2013 over de Afsluitdijk in de richting van Friesland reed. [getuige 3] reed op de linker rijbaan en zag dat het verkeer verderop stilstond. Hij remde af. Het verkeer op de linker rijbaan reed nog langzaam naar voren, terwijl het verkeer op de rechterrijbaan tot stilstand was gekomen. [getuige 3] zag op de rechterrijbaan een vrachtwagen rijden, welke uiteindelijk met schade op de linker rijbaan stilstond. De vrachtwagen week ineens hard uit naar de linker rijbaan. Vervolgens zag [getuige 3] een auto die vanaf de rechterrijbaan naar rechts schoot, waarna de auto direct in brand vloog. [18]
[getuige 4] verklaart dat hij op 1 oktober 2013 over de Afsluitdijk in de richting van Friesland reed en zag dat het verkeer voor hem op een gegeven moment moest remmen. Daarnaast verklaart hij dat via zijn binnenspiegel zag dat een vrachtwagen achter hem hard moest remmen. Verder verklaart hij dat het verkeer op beide rijstroken stilstond. [19]
[getuige 1] verklaart dat hij op 1 oktober 2013 over de Afsluitdijk in de richting van Friesland op de rechter rijstrook reed. Toen [getuige 1] zag dat er filevorming ontstond, is hij gaan afremmen. Toen hij bijna stilstond, zag hij in zijn linker spiegel dat een vrachtwagen achter hem kwam aanrijden, welke geen snelheid minderde. [getuige 1] kan zijn auto nog naar rechts trekken, voelt vervolgens een enorme klap en zijn auto wordt gelanceerd naar rechts in de richting van de vluchtstrook. [20]
[getuige 5] verklaart dat hij op 1 oktober 2013 over de Afsluitdijk in de richting van Friesland op de linker rijstrook reed. Op een gegeven moment zag hij op de linker rijstrook een file staan. Hij zag knipperende lichten branden. Hierdoor remt hij af. Op het moment dat [getuige 5] bijna stilstond, zag hij een vrachtwagencombinatie die kennelijk op de rechter rijstrook reed, naar de linkerrijstrook rijden waarbij de rechtervoorkant van zijn personenauto wordt geraakt door de vrachtwagen. [getuige 5] heeft de personenauto die is aangereden door de vrachtwagencombinatie in brand zien staan op de rechter rijstrook. [21]
Ter terechtzitting van 29 februari 2016 verklaart verdachte dat hij op 1 oktober 2013 over de Afsluitdijk in de richting van Friesland als bestuurder van de vrachtwagencombinatie op de rechter rijstrook reed. Hij reed daarbij ongeveer 80 km/h. Hij heeft twee à drie seconden opzij gekeken, waarna hij vervolgens krachtig moest remmen, omdat het verkeer voor hem stil stond. [22]
II. Bewijsoverwegingen
Alternatief scenario?
De rechtbank is van oordeel dat er – gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting – onvoldoende aanwijzingen zijn die het alternatieve scenario, zoals geschetst door de verdediging, ondersteunen. Daar komt bij dat verdachte noch in zijn eerste verhoor noch in zijn tweede verhoor bij de politie deze alternatieve lezing naar voren heeft gebracht. Eerst ter terechtzitting verklaart verdachte dat de Renault mogelijk plotseling vanaf de invoegstrook voor zijn vrachtwagen is geschoten. De rechtbank zal het scenario dan ook als onaannemelijk ter zijde schuiven.
Schuld
Om tot een veroordeling op grond van overtreding van artikel 6 WVW te komen, moet worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Het juridische begrip “schuld” in het kader van de Wegenverkeerswet houdt in dat voor strafbaarheid minimaal sprake moet zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (
HR 1 juni 2004, NJ 2005/253).
Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij als beroepschauffeur vaak over de Afsluitdijk rijdt en dat het een dagelijkse gang van zaken is dat daar wegwerkzaamheden plaatsvinden. Ondanks die wetenschap en ondanks het feit dat hij was gezeten in de hoge cabine van zijn vrachtwagen heeft verdachte de file pas op het allerlaatste moment opgemerkt. Dit, terwijl meerdere getuigen hebben verklaard dat zij ver voor de wegwerkzaamheden langzaam rijdend dan wel stilstaand verkeer op de rijbanen hebben opgemerkt. Verdachte heeft zijn snelheid onvoldoende aangepast aan het overige verkeer en zijn blik gedurende enige seconden niet op de weg voor hem gehouden onder omstandigheden die juist extra aandacht vergden. Aldus heeft verdachte onvoldoende geanticipeerd op het verkeer dat voor hem in een file reed, waardoor hij krachtig moest remmen. Doordat verdachte de file te laat heeft opgemerkt, heeft hij te laat geremd als gevolg waarvan hij zijn vrachtwagencombinatie niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen. Hierdoor botst hij op de auto voor hem, waarna deze auto op de vrachtwagen dáárvoor botst. Verdachte reed met een vrachtwagen met aanhanger. Het is een feit van algemene bekendheid dat een dergelijk motorrijtuig, óók onbeladen, een relatief lange remweg heeft.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte, van wie als beroepschauffeur, rijdend in een zwaar voertuig, juist extra voorzichtigheid en alertheid in het verkeer mag worden verwacht, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte schuld aan het ongeval heeft in de zin van artikel 6 WVW. Het letsel van [slachtoffer] is een direct gevolg van het door verdachte veroorzaakte verkeersongeval en het letsel dient als zwaar lichamelijk letsel te worden beschouwd.
Verzoek raadsman tot benoeming deskundige
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om over te gaan tot het benoemen van een deskundige, teneinde een toedrachtsonderzoek met betrekking tot het ongeval te verrichten en een duidelijke rapportage hierover uit te brengen.
De rechtbank zal niet tot benoeming van een deskundige overgaan. Gegeven de motivering die aan het verzoek van de raadsman ten grondslag ligt, acht de rechtbank – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – een dergelijk onderzoek niet noodzakelijk voor enige door de rechtbank te nemen beslissing, terwijl ook overigens die noodzaak naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk is.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
Primair
hij op 1 oktober 2013 te Den Oever, gemeente Hollands Kroon, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto, merk DAF, [kenteken 1] , met aanhangwagen, merk Floor, [kenteken 2] ), daarmede rijdende over de weg, rijksweg A7 (de Afsluitdijk), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, aldaar te rijden in de richting van Friesland met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse en onvoldoende afstand te houden tot en onvoldoende rekening te houden met een zich voor hem bevindende personenauto (merk Renault, [kenteken 3] ), te weten: toen de loop van het verkeer een snelheidsvermindering noodzakelijk maakte, heeft verdachte daarop te laat geanticipeerd en is hij met de voorzijde van de door hem bestuurde combinatie opgebotst tegen de achterzijde van een voor hem op dezelfde rechter rijstrook rijdende personenauto (merk Renault, [kenteken 3] ), waardoor die personenauto een voorwaartse beweging heeft gemaakt in de richting van de linker rijstrook en met de voorzijde in botsing is gekomen met de achterzijde van een voor die personenauto rijdende vrachtauto (merk DAF, [kenteken 4] ) en ten slotte tot stilstand is gekomen aan de uiterst rechter zijde van de rijbaan en die personenauto door de door de botsing tegen de achterzijde van dat voertuig opengescheurde benzinetank in brand is gevlogen en de
bestuurder van die personenauto in zijn brandende voertuig bekneld is geraakt, waardoor aan die bestuurder van die personenauto genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten tweede- en derdegraads brandwonden over ongeveer 32% van het lichaamsoppervlak en een gebroken sleutelbeen en een gebroken schouderblad en twaalf gebroken ribben en een klaplong en kneuswonden en gescheurde rugwervels werd toegebracht.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 90 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren. Bij het bepalen van haar standpunt heeft de officier van justitie rekening gehouden met het lange tijdsverloop in deze zaak.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om, indien zij tot een bewezenverklaring van ofwel het primair ofwel het subsidiair ten laste gelegde feit komt, bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met het lange tijdsverloop in deze zaak.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft op 1 oktober 2013 een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Nadat verdachte de filevorming te laat had opgemerkt, was hij niet meer in staat zijn vrachtwagencombinatie tijdig tot stilstand te brengen, waardoor hij op zijn voorganger, [slachtoffer] , is gereden. [slachtoffer] is vervolgens tegen de vrachtwagen voor hem gebotst. Als gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Uit hetgeen ter terechtzitting door de officier van justitie naar voren is gebracht, blijkt dat het ongeval grote impact op [slachtoffer] en zijn verdere toekomst heeft. Zo heeft [slachtoffer] de opleiding tot oogarts niet kunnen voortzetten, wegens het blijvende letsel.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 4 februari 2016, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 5 juni 2015 van
[reclasseringswerker]werkzaam bij
Reclassering Nederland.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het ongeval ook een grote impact heeft gehad en nog heeft op verdachte. De rechtbank heeft bij de behandeling van de zaak ter zitting geconstateerd dat hetgeen er is gebeurd verdachte zeer heeft aangegrepen en dat hij het ongeval en de gevolgen daarvan nog steeds niet goed een plek heeft kunnen geven.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straffen heeft de rechtbank tenslotte rekening gehouden met het lange tijdsverloop in deze zaak.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
Bijkomende straf
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient te worden ontzegd voor na te noemen duur. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren opdat verdachte er voor het einde van die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
Artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
negentig [90] urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 45 dagen hechtenis.
Veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
zes [6] maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Beveelt dat deze straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Warmerdam, voorzitter,
mr. A.S. van Leeuwen en mr. D.D.M. Hazeu, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.A. Spoelstra,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
14 maart 2016.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van aanrijding misdrijf d.d. 11 oktober 2013 (pagina 2a).
3.Proces-verbaal aanvullend onderzoek verkeersongeval d.d. 2 oktober 2015 (pagina 3).
4.Proces-verbaal VerkeersOngevals Analyse d.d. 10 maart 2014 (pagina 3b); proces-verbaal van aanrijding misdrijf d.d. 11 oktober 2013 (pagina 2a).
5.Proces-verbaal VerkeersOngevals Analyse d.d. 10 maart 2014 (pagina 3t).
6.Proces-verbaal VerkeersOngevals Analyse d.d. 10 maart 2014 (pagina 3p).
7.Proces-verbaal VerkeersOngevals Analyse d.d. 10 maart 2014 (pagina 3b); proces-verbaal van aanrijding misdrijf d.d. 11 oktober 2013 (pagina 2t).
8.Proces-verbaal van verhoor van benadeelde [slachtoffer] d.d. 17 februari 2014 (pagina 18); een schriftelijk bescheid, zijnde een geneeskundige verklaring d.d. 10 oktober 2013 (pagina 26).
9.Proces-verbaal van verhoor van benadeelde [slachtoffer] d.d. 17 februari 2014 (pagina 18).
10.Een schriftelijke bescheid, zijnde een geneeskundige verklaring d.d. 10 oktober 2013 (pagina 26).
11.Proces-verbaal VerkeersOngevals Analyse d.d. 10 maart 2014 (pagina’s 3d en 3e).
12.Aanvullend proces-verbaal VerkeersOngevals Analyse d.d. 24 oktober 2015, Samenvatting (ongenummerd).
13.Proces-verbaal VerkeersOngevals Analyse d.d. 10 maart 2014 (pagina 3u).
14.Aanvullend proces-verbaal VerkeersOngevals Analyse d.d. 24 oktober 2015 (ongenummerd).
15.Aanvullend proces-verbaal VerkeersOngevals Analyse d.d. 24 oktober 2015 (ongenummerd); proces-verbaal VerkeersOngevals Analyse d.d. 10 maart 2014 (pagina 3q).
16.Aanvullend proces-verbaal VerkeersOngevals Analyse d.d. 24 oktober 2015 (ongenummerd).
17.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] d.d. 1 oktober 2013 (pagina 19).
18.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] d.d. 10 oktober 2013 (pagina 20).
19.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] d.d. 12 oktober 2013 (pagina 22).
20.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 1 oktober 2013 (pagina 23).
21.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 5] d.d. 2 oktober 2013 (pagina 24).
22.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 februari 2016.