ECLI:NL:RBNHO:2015:8333

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
30 september 2015
Zaaknummer
15/700065-14, 15/242490-11
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met lekke autoband en aanrijding met fietser

Op 16 oktober 2011 vond er een verkeersongeval plaats op de Rijksweg A7 in Wieringermeer, waarbij een motorrijder ten val kwam door onderdelen van een lekke autoband die op de weg lagen. De verdachte, bestuurder van een GMC pick-up, had doorgereden met een beschadigde band, wat leidde tot het ongeval. De motorrijder, genaamd [slachtoffer 1], liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder fracturen en een bloeding in de hersenen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan roekeloos gedrag door niet te stoppen en de restanten van de band niet te verwijderen. Daarnaast vond op 7 november 2013 een tweede ongeval plaats in Den Oever, waarbij de verdachte een fietser, [slachtoffer 2], aanreed door onvoldoende voorrang te verlenen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ook hier schuld had aan het ongeval, maar sprak hem vrij van de zwaarste aanklacht. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf, een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/700065-14 (en 15/242490-11) (P)
Uitspraakdatum: 29 september 2015
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 september 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W.J. Veldhuis en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.H.S. Vogel, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
Primair
Parketnummer: 15/242490-11
hij op of omstreeks 16 oktober 2011 te Wieringerwerf, gemeente Wieringermeer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk GMC, [kenteken] ), daarmede heeft gereden over de weg, (de Rijksweg A7), en zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, niet te stoppen toen de linker voorband van dat door hem bestuurde motorrijtuig beschadigd raakte en beschadigd was, maar met die beschadigde linker voorband door is blijven rijden, zelfs toen en ten gevolge van dat niet stoppen, onderdelen van die band (rubber en metaal) op het wegdek van die Rijksweg terecht kwamen (alwaar ter plaatse 130 kilometer per uur gereden mag worden), en vervolgens er niet voor heeft gezorgd dat de restanten van die band (dat rubber en metaal) van de Rijksweg verwijderd werden, danwel niet zodanig heeft gehandeld dat er voorzorgsmaatregelen werden genomen en/of er gewaarschuwd werd ten einde (een) ongeval(len) te voorkomen, waarna en/of waardoor een bestuurder van een motorfiets (merk Yamaha, [kenteken] ) over een of meer onderde(e)l(en) van die band op dat wegdek heen is gereden en/of tegenaan is gebotst en (vervolgens) ten val is gekomen, ten gevolge waarvan aan de bestuurder van die motorfiets, genaamd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, (te weten een of meer fracturen in het aangezicht en/of een bloeding in de hersenen en/of een nekfractuur en/of een gekneusde long en/of een linkerschouderblad fractuur en/of een bekkenfractuur en/of een handfractuur en/of een polsfractuur en/of een onderarmfractuur), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid
van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
Subsidiair
hij op of omstreeks 16 oktober 2011 te Wieringerwerf, gemeente Wieringermeer, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig met een personenauto (merk GMC, [kenteken] ) heeft gereden over de Rijksweg A 7 en vervolgens, niet is gestopt toen de linker voorband van dat door hem bestuurde motorrijtuig beschadigd raakte en beschadigd was, maar met die beschadigde linker voorband door is blijven rijden, zelfs toen en ten gevolge van dat niet stoppen, onderdelen van die band (rubber en metaal) op het wegdek van die Rijksweg terecht kwamen (alwaar ter plaatse 130 kilometer per uur gereden mag worden), en vervolgens er niet voor heeft gezorgd dat de restanten van die band (dat rubber en metaal) van de Rijksweg verwijderd werden, danwel niet zodanig heeft gehandeld dat er voorzorgsmaatregelen werden genomen en/of er gewaarschuwd werd ten einde (een) ongeval(len) te voorkomen, ten gevolge waarvan een bestuurder van een motorfiets (merk Yamaha, [kenteken] )(toen hij, verdachte, die Rijksweg A7 reeds verlaten had) over een of meer onderde(e)l(en) van die band (dat rubber en metaal) op dat wegdek heen is
gereden en/of tegenaan is gebotst en (vervolgens) ten val is gekomen waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat de bestuurder van die motorfiets, genaamd [slachtoffer 1] , zwaar lichamelijk letsel, (te weten een of meer fracturen in het aangezicht en/of een bloeding in de hersenen en/of een nekfractuur en/of een gekneusde long en/of een linkerschouderblad fractuur en/of een bekkenfractuur en/of een handfractuur en/of een polsfractuur en/of
een onderarmfractuur), heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze [slachtoffer 1] was ontstaan;
Of (meer subsidiair)
hij op of omstreeks 16 oktober 2011 te Wieringerwerf, gemeente Wieringermeer, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, merk GMC, [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A7, niet is gestopt toen de linker voorband van dat door hem bestuurde motorrijtuig beschadigd raakte en beschadigd was, maar met die beschadigde
linker voorband door is blijven rijden, zelfs toen en ten gevolge van dat niet stoppen, onderdelen van die band (rubber en metaal) op het wegdek van die Rijksweg terecht kwamen (alwaar ter plaatse 130 kilometer per uur gereden mag worden), en vervolgens er niet voor heeft gezorgd dat de restanten van die band (dat rubber en metaal) van de Rijksweg verwijderd werden, danwel niet zodanig heeft gehandeld dat er voorzorgsmaatregelen werden genomen en/of er gewaarschuwd werd ten einde (een) ongeval(len) te voorkomen, waarna en/of waardoor een bestuurder van een motorfiets (merk Yamaha, [kenteken] ) over een of meer onderde(e)l(en) van die band (dat rubber en metaal) op dat wegdek heen is gereden en/of tegenaan is gebotst en (vervolgens) ten val is gekomen en/of
meerdere voertuigen die reden op die Rijksweg A7, beschadigd zijn geraakt, door over een of meer onderde(e)l(en) van die band (dat rubber en metaal) op dat wegdek heen te rijden en/of aan te botsen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
En
(Primair):
hij op of omstreeks 16 oktober 2011 te Wieringerwerf, gemeente Wieringermeer, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk GMC, [kenteken] ) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen;
Of (subsidiair)
Hij op of omstreeks 16 oktober 2011 te Wieringerwerf, gemeente Wieringermeer, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 2,08 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
Of (meer subsidiair)
Hij op of omstreeks 16 oktober 2011 te Wieringerwerf, gemeente Wieringermeer, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
Feit 2:
Primair
Parketnummer: 15/700065-14
hij op of omstreeks 07 november 2013 te Den Oever, gemeente Hollands Kroon, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, mer GMC, [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, de Rijksstraatweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, ter hoogte van het kruispunt van die Rijksstraatweg en de Zuid-Gesterweg, met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig linksaf te slaan, althans onvoldoende rechts te houden op een moment dat een hem, verdachte, op die Rijksstraatweg tegemoetrijdende fietser, die hij, verdachte, vrije doorgang
moet verlenen, althans had moeten laten voorgaan, reeds zo dicht genaderd was, dat hij met dat door hem bestuurde motorrijtuig is opgebotst of aangereden tegen deze fietser, waardoor die fietser, genaamd [slachtoffer 2] , werd gedood, althans zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht (te weten, verlamming vanaf de nek);
Subsidiair
hij op of omstreeks 07 november 2013 te Den Oever, gemeente Hollands Kroon, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, merk GMC, [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de Rijksstraatweg, ter hoogte van het kruispunt van die Rijksstraatweg en Zuid-Gesterweg met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig linksaf is gaan slaan, althans onvoldoende rechts heeft gehouden op een moment dat een hem, verdachte, op die Rijksstraatweg tegemoetrijdende fietser, die hij, verdachte, vrije doorgang had moeten
verlenen, althans had moeten laten voorgaan, reeds zo dicht was genaderd dat hij met dat door hem bestuurde voertuig is opgebotst of aangereden tegen deze fietser,
waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht en/of
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.InleidingOp 16 oktober 2011 heeft in de gemeente Wieringermeer op de Rijksweg A7 een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij een motorrijder over een onderdeel van een autoband heen is gereden waardoor hij ten val is gekomen. Aan verdachte wordt verweten dat hij met een lekke autoband door is blijven rijden en dat hij, nadat onderdelen van deze autoband op het wegdek terecht zijn gekomen, er niet voor heeft gezorgd dat deze onderdelen verwijderd werden.

Daarnaast heeft op 7 november 2013 in de gemeente Hollands Kroon ter hoogte van het kruispunt van de Rijksstraatweg en Zuid-Gesterweg een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij de door verdachte bestuurde personenauto in aanrijding is gekomen met een fietser.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte schuld heeft aan voornoemde ongevallen in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (voortaan WVW), dan wel of door zijn gedragingen gevaar op de weg werd veroorzaakt of het verkeer werd gehinderd in de zin van overtreding van artikel 5 WVW.
Verdachte wordt voorts verweten dat hij omstreeks 16 oktober 2011 heeft geweigerd mee te werken aan een onderzoek ademanalyse dan wel dat hij de auto heeft bestuurd onder invloed van alcohol.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 (parketnummer 15/242490-11) primair ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte kilometers lang heeft gereden met een kapotte band waarbij verdachte zonder meer duidelijk moet zijn geweest dat dit levensgevaarlijke situaties oplevert. Verdachte wist dat zijn band kapot was en was onder invloed van een niet geringe hoeveelheid alcohol. Verdachte heeft hierdoor ‘grove schuld’ aan het verkeersongeval ten gevolge waarvan de motorrijder zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen. Tevens heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 primair (parketnummer 15/700065-14) ten laste gelegde feit. Verdachte heeft geen voorrang verleend aan de fietser en daarbij de bocht afgesneden door onvoldoende rechts te houden. Daarbij komt dat verdachte de fietser niet heeft gezien terwijl hij hem wel had kunnen zien. De officier van justitie komt tot de conclusie dat het aan verdachtes aanmerkelijke schuld te wijten is dat het slachtoffer is overleden.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Feit 1 (parketnummer 15/242490-11: Artikel 6 WVW en 308 Wetboek van Strafrecht)
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat zijn autoband losliet en dat er bandresten op de weg achterbleven. Het was donker op de A7; er was geen straatverlichting. Verder reed verdachte in een grote pick-up met vierwielaandrijving; een auto met een stabiele wegligging waardoor ook met een lekke band kon worden gemanoeuvreerd. Verdachte heeft slechts een paar kilometer doorgereden naar het huis van zijn schoonvader. Het enkele doorrijden met een lekke band, zonder de wetenschap dat de band op de weg achterbleef, kan niet worden aangemerkt als roekeloos dan wel zeer aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam gedrag in de zin van artikel 6 WVW. Voorts kan dit niet worden aangemerkt als grovelijk dan wel aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig gedrag in de zin van artikel 308 Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft op grond van het vorenstaande geconcludeerd dat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte onder invloed verkeerde. De raadsman heeft hiertoe bepleit dat de verklaringen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] niet overeenstemmen, in die zin dat de weergave van het gesprek van beide verbalisanten met de [betrokkene] verschilt. Bovendien is de indruk van [getuige] dat verdachte dronken was niet met feiten onderbouwd; ogenschijnlijk dronken is een vaag begrip. Met betrekking tot de meer subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 WVW heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Bloedproef
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de resultaten van de bloedproef niet als bewijs mogen worden gebezigd. Er is een inbreuk gemaakt op strafvorderlijke voorschriften nu er geen contra expertise meer mogelijk was, hetgeen een ernstige inbreuk oplevert als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering.
Artikel 163 WVW
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 cumulatief primair (parketnummer 15/242490-77) ten laste gelegde nu op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte geweigerd heeft medewerking te verlenen aan een onderzoek ademanalyse. Daartoe beroept de raadsman zich op de zijns inziens tegenstrijdige processen-verbaal van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] waarbij hij opmerkt dat verbalisant [verbalisant 3] , in tegenstelling tot verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , heeft opgetekend dat ademanalyse niet mogelijk was of ondanks de medewerking van betrokkene niet heeft geleid tot een voltooid ademonderzoek.
Feit 2 (parketnummer 15/700065-14: Artikel 6 WVW)
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het onder 2 primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Het voertuig van verdachte stond (nagenoeg) stil. De ruimte naast de auto was wel wat klein, maar de verkeersgedraging van verdachte kan niet kan worden aangemerkt als roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam gedrag in de zin van artikel 6 WVW. Ten aanzien van een eventuele bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 WVW heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Feit 1 primair (parketnummer 15/242490-11: artikel 6 WVW)
I. Bewijsmiddelverweer
De raadsman heeft verweer gevoerd op de zijns inziens tegenstrijdige processen-verbaal van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat het feit dat verbalisant [verbalisant 1] een enkele opmerking van de [betrokkene] niet heeft gehoord, terwijl de eveneens aanwezige verbalisant [verbalisant 2] deze opmerking wel heeft opgetekend, niet maakt dat de verklaringen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] elkaar op dit punt tegenspreken. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan deze verklaringen en zal deze gebruiken voor het bewijs.
De rechtbank komt niet toe aan bespreking van het verweer dat de raadsman heeft gevoerd met betrekking tot de bloedproef. Reeds vanwege het tijdstip van de bloedafname, in samenhang met de verklaring van verdachte dat hij op een later tijdstip nog alcohol heeft gedronken, zal het resultaat van de bloedproef niet als bewijs worden gebruikt.
II. Redengevende feiten en omstandigheden [1] ten aanzien van artikel 6 WVW
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 16 oktober 2011 omstreeks 21:09 uur kwam bij de politie de melding binnen dat er op de A7 een aanrijding had plaatsgevonden. Ter plaatse bleek dat een motorrijder ten val was gekomen doordat er een onderdeel van een band van een auto op het wegdek van de A7 lag. Terwijl de politie onderzoek verrichtte kwam een tweede melding binnen. [getuige] meldde dat een GMC pick-up met zichtbaar verse schade zojuist werd geparkeerd in een voortuin aan de [adres] te Wieringerwerf. De tenaamgestelde van de GMC betrof het bedrijf waarvan verdachte de eigenaar is. [2] Verbalisant [verbalisant 4] kwam omstreeks 21:45 uur ter plaatse bij de [adres] te Wieringerwerf. Hij zag dat ter hoogte van [adres] een motorvoertuig, merk GMC met het [kenteken] stond geparkeerd. Hij zag dat het linker voorwiel niet was voorzien van een band. Hij zag dat het linker voorwiel van het voertuig op het wegdek rustte en dat er meerdere stukken van de velg waren afgebroken. [3]
Uit de Verkeers Ongevals Analyse, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , bleek dat op het wegdek van de Rijksweg A7, en ter plaatse van het ongeval (hectometerpaal 56,1), te Wieringerwerf, gemeente Wieringermeer, een krasspoor over de rechterrijstrook liep, bestaande uit parallel aan elkaar verlopende krassen over een afstand van meerdere kilometers. Daarbij werden restanten autoband aangetroffen alsmede een metalen voertuigdeel. Dit krasspoor werd in relatie gebracht met de velgranden van het voertuig met [kenteken] . Bij het aantreffen van het voertuig op de [adres] te Wieringerwerf zag [verbalisant 5] dat om het rechtervoorwiel een band was gemonteerd waarvan het loopvlak voorzien was van een aftekening in de groeven gelijk aan die van het aangetroffen restant. Bij een nadere beschouwing van het linker voorwiel en de wielkast zag [verbalisant 5] in de wielkast vegen, krassen en vervormingen die hem deden vermoeden dat deze waren ontstaan tijdens het ronddraaien van het wiel met daaraan nog restanten van de autoband. Gezien de vegen en vervormingen leek het hem zeer onwaarschijnlijk dat het ‘slaan’ van de restanten van de autoband, in de wielkast onopgemerkt is gebleven bij de bestuurder van het voertuig. Dit zowel bij het horen van dit ‘slaan’ in de wielkast, alswel de effecten op de stuurinrichting van het voertuig. [4]
[getuige] heeft onder meer verklaard dat zij op zondagavond
(de rechtbank begrijpt 16 oktober 2011)net na 21:00 uur een hoop kabaal hoorde. Zij hoorde een zware automotor en een soort geluid van metaal. Zij beschreef dit als metalen deksels die tegen elkaar aansloegen, maar dan heel hard. Eenmaal buiten zag zij een grote zwarte pick-up staan op de stoep en half in de tuin van haar overburen op [adres] . Het kenteken was [kenteken] . Terwijl zij naar buiten liep zag zij een man lopen in de richting van perceel [adres] en daar aanbellen. Ze zag dat de deur open werd gedaan en hoorde de man met luide stem lallen, ogenschijnlijk dronken, dat hij zijn auto stuk gereden had, of woorden in gelijke strekking. Toen zij naar de voorzijde van de auto keek zag zij dat er totaal geen rubber meer op het wiel zat. [5]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] waren omstreeks 23:40 ter plaatse bij de [adres] , op welk adres de schoonvader van verdachte, [betrokkene] woonachtig is. [verbalisant 2] hoorde [betrokkene] het volgende zeggen: ‘
Ik was vanavond thuis toen er werd aangebeld. Ik deed open zag dat [verdachte] voor de deur stond.Ik hoorde dat hij zei: ‘Ik heb de auto stuk gereden.’ Hij was alleen en stomdronken.Dat gebeurt vaker want hij heeft een alcoholprobleem. (…) [verdachte] vroeg mij om hem thuis te brengen, naar de [adres] . Ik schat dat het toen ongeveer 22:00 uur was’. [6]
De motorrijder, genaamd [slachtoffer 1] , heeft verklaard dat hij op 16 oktober 2011 over de A7 reed op zijn Yamaha, voorzien van [kenteken] , toen hij – nadat hij het bord met de aanduiding 130 km voorbij was – op een gegeven moment een zwarte strook recht over de weg zag liggen. Hij had het idee dat deze strook een nieuw stuk asfalt was wat op de weg was aangebracht. Hij zag de strook liggen, maar kan zich niet herinneren dat hij erover heen gereden is, of wat er daarna is gebeurd. Pas in het ziekenhuis hoorde hij wat er was gebeurd. [7]
Na het ongeluk nam [verbalisant 7] telefonisch contact op met het VU medisch centrum om te informeren naar de toestand van [slachtoffer 1] . Het bleek dat [slachtoffer 1] diverse fracturen had in het aangezicht, een bloeding in de hersenen, een nek fractuur, een gekneusde long, linker schouderblad fractuur, een bekken fractuur, een hand fractuur links, een pols fractuur links en een onderarm fractuur links. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij op zondag 16 oktober 2011 onderweg was in zijn auto, een GMC pick-up, toen hij merkte dat hij een lekke band had. Hij voelde dit omdat de auto hobbeliger reed. [9] Toen hij bij de politie werd geconfronteerd met het doorrijden na verliezen van zijn band zei hij:
‘Als die band lek is, is ie lek. En eraf is eraf’. Als dan wordt gevraagd wat hij voelde op het moment dat die band er af ging antwoordt hij:
‘Nog hobbeliger, dat merkte ik wel’. [10] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wel een beetje herrie had gehoord. [11]
III. Bewijsoverweging
Onder invloed van alcohol?
De rechtbank stelt vast, gezien de bovenstaande verklaring van verbalisant [verbalisant 2] , in samenhang bezien met de verklaring van [getuige] , dat verdachte onder zodanige invloed van een stof verkeerde, waarvan hij weet dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kan verminderen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, dat hij pas ná het verkeersongeval is gaan drinken volstrekt ongeloofwaardig in het licht van de verklaring die hij heeft afgelegd bij de politie, inhoudende dat hij in de namiddag alcohol heeft gedronken.
Deze laatste verklaring is concreet en duidelijk over de reden waarom en de wijze waarop hij na thuiskomst wijn heeft gehaald en is gaan drinken.
Schuld
Om tot een veroordeling op grond van overtreding van artikel 6 WVW te komen, moet worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Het juridische begrip “schuld” in het kader van de Wegenverkeerswet houdt in dat voor strafbaarheid minimaal sprake moet zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. (HR 1 juni 2004, NJ 2005/253)
Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat verdachte tijdens het rijden voelde dat de linker voorband van zijn auto lek was en dat hij met deze lekke band is doorgereden. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte daadwerkelijk heeft gezien dat er onderdelen van zijn band op de weg terecht zijn gekomen. Hij had zich echter de ernst van de situatie moeten realiseren, zeker gezien de toestand waarin zijn voorband verkeerde. Op de foto’s uit de Verkeers Ongevals Analyse is te zien dat verdachte op een kale velg zijn weg heeft vervolgd. Uit de verklaring van [getuige] blijkt dat dit een enorm lawaai heeft gegeven, hetgeen verdachte slechts omschrijft als:
‘Je hoort alleen meer’. Duidelijk is dat de toestand waarin verdachte verkeerde behoorlijke invloed heeft gehad op zijn waarnemings- en beoordelingsvermogen. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het niet mogelijk dat verdachte in nuchtere toestand evenmin zou hebben gemerkt dat hij op een kale velg reed. Uit verdachtes verklaring afgelegd bij de politie
(‘lek is lek en er af is er af’)komt naar voren dat het hem ook niet interesseerde. Zonder zich ook maar ergens van te vergewissen heeft verdachte zijn weg vervolgd. Zelfs toen hij eenmaal was gearriveerd bij het adres van zijn schoonvader heeft hij geen enkele blijk van inzicht gegeven in de ernst van de situatie, hoewel hij zich realiseerde dat hij zijn auto
stuk had gereden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte dan ook zeer onvoorzichtig gereden en heeft hij in die zin schuld in de zin van artikel 6 WVW aan het ongeval.
4.3.2.
Feit 1 primair cumulatief (parketnummer 15/242490-11: artikel 163 WVW)
I. Bewijsmiddelverweer
De raadsman heeft ten aanzien van de weigering mee te werken aan een onderzoek ademanalyse opgemerkt dat het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 3] vermeldt dat verdachte wel degelijk heeft meegewerkt aan het onderzoek ademanalyse, in tegenstelling tot de processen-verbaal van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] . De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Het proces-verbaal opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] is niet beschreven vanuit haar eigen waarneming; verbalisant [verbalisant 3] was niet aanwezig bij het afnemen van de ademanalyse. De door de raadsman bedoelde zin in het proces-verbaal van bevindingen lijkt een standaardzin/standaardoptie. Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] waren wel aanwezig bij het afnemen van de ademanalysetest. Hun verklaringen over hoe dat is verlopen komen overeen en de rechtbank ziet dan ook geen aanleiding aan deze verklaringen te twijfelen.
II. Redengevende feiten en omstandigheden [12] ten aanzien van artikel 163 WVW
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair cumulatief ten laste gelegde overtreding van artikel 163 WVW op grond van het volgende.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] namen op zondag 16 oktober 2011 kennis van het verkeersongeval op de A7 en door hen werd een onderzoek ingesteld waaruit bleek dat verdachte, als bestuurder van een personenauto, merk GMC voorzien van [kenteken] , bij dit ongeval betrokken was. [13] Verbalisanten begaven zich daarop naar de woning van verdachte en verbalisant [verbalisant 2] sprak verdachte aan. Hierbij nam zij waar dat de adem van verdachte naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank rook, verdachte bloeddoorlopen ogen had, zij hoorde dat verdachte met dubbele tong sprak en zag dat verdachte onvast ter been was. Dit leidde tot de verdenking van een gedraging in strijd met artikel 8 WVW. [14] Verdachte werd vervolgens omstreeks 01:15 in zijn woning aangehouden en overgebracht naar het politiebureau in Den Helder. Omstreeks 01:40 werd hij gevorderd mee te werken aan een onderzoek ademanalyse. Er werden twee blaastesten afgenomen. Omdat het ademanalyseapparaat twee keer aangaf dat de test ongeldig was, werd de test gestaakt. Als [verbalisant 8] komt om te assisteren bij het afnemen van de ademanalystest en wederom de procedure uitlegt weigert verdachte herhaaldelijk, na meerdere vorderingen, mee te werken. [15] Dit ondanks herhaaldelijk vragen en uitleg van verbalisanten wat dit voor verdachte inhield. [16] Verdachte vond het allemaal maar onzin. [17]
III. Conclusie
De rechtbank acht, gezien bovenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich omstreeks 16 oktober 2011 schuldig heeft gemaakt aan het weigeren van een onderzoek ademanalyse.
Wat betreft de pleegplaats constateert de rechtbank een kennelijke vergissing in de tenlastelegging. De hierin opgenomen plaats Wieringerwerf is de plaats waar verdachte naar de gerezen verdenking als bestuurder heeft gereden. Door de overbrenging naar Den Helder is deze plaats evident en voor de verdediging kenbaar de pleegplaats van de weigering.
De rechtbank leest de tenlastelegging daarom aldus verbeterd.
4.3.3.
Feit 2 (parketnummer 15/700065-14)
I. Redengevende feiten en omstandigheden
Op 7 november 2013 reed verdachte als bestuurder van een bedrijfsauto, merk GMC en voorzien van [kenteken] , over de Rijksstraatweg te Den Oever, gemeente Hollands Kroon, in oostelijke richting. Op het kruispunt van de Rijksstraatweg en de Zuid-Gesterweg wilde verdachte vanaf de Rijksstraatweg linksaf slaan richting de rotonde van de N99. Een fietser reed als tegenligger van de auto over de Rijksstraatweg in westelijke richting. Zowel de fietser als de bestuurder zagen elkaar niet en er ontstond een frontale aanrijding met de linkervoorzijde van de auto en de voorzijde van de fiets. [18] Uit de Verkeers Ongevals Analyse, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , blijkt dat verdachte bij het links afslaan de fietser die hem op dezelfde weg tegemoet kwam niet voor heeft laten gaan en dat hij onvoldoende rechts heeft gehouden. [19]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij aan kwam bij de rotonde, naar links keek en dat er toen ineens een fietser tegen hem aanreed. Hij stond nagenoeg stil. Het was een smalle weg, waarbij geen twee auto’s naast elkaar konden staan. Hij stond voorgesorteerd. [20]
II. Vrijspraak van het onder 2 primair tenlastegelegde feit
De rechtbank is van oordeel dat de verkeersfouten van verdachte in onderlinge samenhang bezien één verwijt opleveren. Omdat verdachte de fietser niet zag, heeft hij deze fietser geen voorrang verleend door onvoldoende rechts te houden. Hoe tragisch de afloop van het verkeersongeval ook moge zijn (de fietser [slachtoffer 2] is op 27 juni 2014 overleden), dit levert geen zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 op. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde misdrijf.
III. Bewijsoverweging en conclusie ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde feit
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden wél kan worden vastgesteld dat het rijgedrag van verdachte een gevaar op de weg heeft opgeleverd. Deze overtreding, zoals subsidiair is ten laste gelegd, is hiermee bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde feiten en het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
Primair
Parketnummer: 15/242490-11
hij op 16 oktober 2011 te Wieringerwerf, gemeente Wieringermeer, als bestuurder van een personenauto, merk GMC, [kenteken] , daarmede heeft gereden over de Rijksweg A7, en zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig, niet te stoppen toen de linker voorband van dat door hem bestuurde motorrijtuig beschadigd raakte en beschadigd was, maar met die beschadigde linker voorband door is blijven rijden, zelfs toen en ten gevolge van dat niet stoppen, onderdelen van die band (rubber en metaal) op het wegdek van die Rijksweg terecht kwamen (alwaar 130 kilometer per uur gereden mag worden), en vervolgens er niet voor heeft gezorgd dat de restanten van die band (dat rubber en metaal) van de Rijksweg verwijderd werden, waarna een bestuurder van een motorfiets merk Yamaha, [kenteken] over een onderdeel van die band op dat wegdek heen is gereden en vervolgens ten val is gekomen, ten gevolge waarvan aan de bestuurder van die motorfiets, genaamd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten fracturen in het aangezicht en een bloeding in de hersenen en een nekfractuur en een gekneusde long en een linkerschouderblad fractuur en een bekkenfractuur en een handfractuur en een polsfractuur en een onderarmfractuur werd toegebracht, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
En (primair):
hij omstreeks 16 oktober 2011 te Den Helder, als degene tegen wie te Wieringerwerf, gemeente Wieringermeer, verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto, merk GMC, [kenteken] te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat;
Feit 2:
Parketnummer: 15/700065-14
Subsidiair
hij op 7 november 2013 te Den Oever, gemeente Hollands Kroon, als bestuurder van een bedrijfsauto, merk GMC, [kenteken] , daarmee rijdende op de Rijksstraatweg, ter hoogte van het kruispunt van die Rijksstraatweg en Zuid-Gesterweg met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig onvoldoende rechts heeft gehouden op een moment dat een hem, verdachte, op die Rijksstraatweg tegemoet rijdende fietser, die hij, verdachte, vrije doorgang had moeten verlenen, althans had moeten laten voorgaan, reeds dicht was genaderd, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet;
en
overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 2:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sancties

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, een taakstraf voor de duur van 240 uren te vervangen door 120 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, bij een bewezenverklaring van artikel 5 WVW, een ontzegging van de rijbevoegdheid om motorrijtuigen te besturen bepleit of oplegging van een kleine taakstraf of geldboete. De raadsman heeft tevens bepleit dat ten aanzien van feit 1 (parketnummer 15/242490-11) een overschrijding van de redelijke termijn heeft plaatsgevonden hetgeen een schending oplevert van artikel 6 EVRM.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 16 oktober 2011 als bestuurder van een personenauto een ernstig verkeersongeval veroorzaakt door zeer onvoorzichtig te rijden. Onder invloed van alcohol is hij met een lekke band doorgereden, op een kale velg, zonder zich ervan te vergewissen waar de restanten van zijn band waren. Een motorrijder is over het loopvlak van de band van verdachte gereden en ten val gekomen. Door het ongeval heeft een motorrijder zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij, door zo te handelen, tekort is geschoten in zijn verantwoordelijkheid voor de veiligheid van zijn medeweggebruikers.
Vervolgens heeft hij medewerking aan een ademonderzoek geweigerd.
Tevens heeft verdachte op 7 november 2013 als bestuurder van een personenauto gevaar op de weg veroorzaakt met zeer ernstige gevolgen. Zonder verdachtes handelen was geen aanrijding ontstaan en was niet dusdanig ernstig letsel veroorzaakt bij het slachtoffer. Het slachtoffer heeft na het verkeersongeval het leven verloren. Dit heeft bij de nabestaanden groot en onherstelbaar leed toegebracht, zoals ook ter terechtzitting namens de dochter en de zoon van het slachtoffer duidelijk naar voren is gebracht. Beiden hebben hun onbegrip uitgesproken over het uitblijven van enige reactie aan de kant van verdachte na het ongeluk dan wel na het overlijden van het slachtoffer.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in aanmerking genomen:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 10 juli 2014, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder terzake van verkeersdelicten onherroepelijk is veroordeeld. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren. Ook de huidige feiten hebben verdachte hier kennelijk niet van kunnen weerhouden, nu verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft bevestigd dat hij op 12 augustus 2014 is veroordeeld voor overtreding van artikel 8 WVW. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij na een feit als hier bewezenverklaard, met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, opnieuw onder invloed van alcohol aan het verkeer heeft deelgenomen.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 16 april 2015 van A.J. Soffner als reclasseringswerker werkzaam bij Reclassering Nederland.
Het reclasseringsrapport houdt onder meer het volgende in:
[verdachte] toont geen/onvoldoende delict inzicht en beoordeelt zich in beide gevallen niet als dader. Er kan niet worden vastgesteld dat er bij betrokkene sprake is van een criminele houding, mogelijk wel van het bagatelliseren en deels externaliseren van het eigen gedrag.
De rechtbank overweegt dat verdachte ook door zijn houding ter terechtzitting ervan blijk gegeven heeft het laakbare van zijn handelen niet in te (willen) zien.
Ten aanzien van een mogelijke overschrijding van de redelijke termijn, overweegt de rechtbank dat het onderzoek ten aanzien van feit 1 weliswaar langere tijd heeft stilgelegen, maar dat dit mede het gevolg is van de door de verdediging aangevraagde contra-expertise. Nu bij gebrek aan alle correspondentie niet precies kan worden vastgesteld hoe de fase nadien is verlopen en de raadsman hier geen duidelijkheid over heeft kunnen verschaffen, is evenmin vast te stellen of de redelijke termijn is overschreden. De rechtbank zal overigens wel rekening houden met de ouderdom van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, met name gelet op het tijdsverloop sedert het bewezenverklaarde geen passende straf. Gelet op de omstandigheid dat verdachte zich na het bewezenverklaarde wederom schuldig heeft gemaakt aan een verkeersovertreding en gelet op de houding van verdachte ter terechtzitting acht de rechtbank het wel van belang – teneinde te voorkomen dat verdachte wederom verkeersdelicten pleegt – dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur wordt opgelegd. De rechtbank verbindt aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf een proeftijd van drie jaren. De rechtbank acht het, gelet op het vorenstaande, tevens passend dat verdachte de rijbevoegdheid wordt ontzegd voor na te noemen duur. Voorts zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen. De rechtbank acht met betrekking tot de duur daarvan oplegging van een taakstraf van 180 uren geboden. Dit is lager dan door de officier van justitie gevorderd omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, ten aanzien van feit 2 overtreding van artikel 5 WVW bewezen acht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
artikelen 5, 6, 163, 175, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 primair (parketnummer 15/700065-14) is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair (parketnummer 15/242490-11) ten laste gelegde overtredingen van artikel 6 en 163 WVW en de onder 2 (parketnummer 15/700065-14) subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 WVW heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 (zegge twee) maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op 3 jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
180 (zegge honderdtachtig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 90 dagen hechtenis.
Veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 (zegge twee) jaren met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. G.A.M. van Dijk en mr. J. van Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. N. de Roo,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 september 2015.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2011, p. 4.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 oktober 2011, p. 10.
4.Het Proces-verbaal ‘Verkeers Ongevals Analyse’ d.d. 26 januari 2012, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , p. 18, 21-23.
5.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige] d.d. 18 oktober 2011, p. 69-71.
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2011, p. 5.
7.Het proces-verbaal van verhoor benadeelde d.d. 23 mei 2012, p. 98 en 99.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2011, p. 11.
9.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 17 oktober 2011, p. 60.
10.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 17 oktober 2011, p. 63.
11.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 15 september 2015.
12.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
13.Het proces-verbaal misdrijf d.d. 18 januari 2012, p. 54; het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2011, p. 4 en 5.
14.Het proces-verbaal misdrijf d.d. 18 januari 2012, p. 54.
15.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2011, p. 5 en 6; het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2011, p. 8.
16.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2012, p. 93.
17.Het proces-verbaal misdrijf d.d. 18 januari 2012, p. 54 en 55.
18.Het Proces-verbaal ‘Verkeers Ongevals Analyse’ d.d. 24 december 2013, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , p. 11, 12, 26 en 27.
19.Het Proces-verbaal ‘Verkeers Ongevals Analyse’ d.d. 24 december 2013, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , p. 26, 27 en 28.
20.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 7 november 2013, p. 44-46.