ECLI:NL:HR:2005:AS4681
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Bewijswaardering en getuigenverklaringen in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eerder veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder diefstal met geweld. De Hoge Raad oordeelde dat de verklaringen van een medeverdachte, die eerder belastend waren voor de verdachte, niet als bewijs konden worden gebruikt. Dit kwam doordat de medeverdachte zijn verklaringen had ingetrokken tijdens een verhoor door de Rechter-Commissaris, en het Hof had nagelaten om deze medeverdachte te dagvaarden of op te roepen. Hierdoor was er onvoldoende bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde feit, wat leidde tot de vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft feit 2 en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. De Hoge Raad benadrukte het belang van een behoorlijke procesorde en de noodzaak om getuigen op te roepen wanneer hun verklaringen cruciaal zijn voor de bewijsvoering. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken waar getuigenverklaringen een centrale rol spelen in de bewijsvoering.