ECLI:NL:HR:2004:AP4382
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Waarde van balansgarantie en deelnemingsvrijstelling in vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die op 15 mei 2003 een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1996 handhaafde. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 7.094.929. De Hoge Raad had eerder, op 12 juli 2002, een arrest gewezen dat relevant was voor deze zaak, waarin werd bepaald dat de waarde van een vordering uit hoofde van een balansgarantie moet worden gewaardeerd op basis van de feiten en omstandigheden ten tijde van de verwerving van de deelneming. Dit arrest leidde tot een verwijzing naar het Gerechtshof voor verdere behandeling.
Het Gerechtshof heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, en de uitspraak van het Hof is aan het arrest van de Hoge Raad gehecht. In cassatie heeft de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende een conclusie van repliek heeft gegeven. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en vastgesteld dat de waarde van de vordering uit hoofde van de balansgarantie ten tijde van de verwerving van de deelneming op ƒ 393.786 moet worden gesteld, het bedrag dat uiteindelijk door de koper is ontvangen. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd heeft geoordeeld en dat belanghebbende onvoldoende feiten heeft aangevoerd die een waardevermindering van de vordering na de verwerving aannemelijk maken.
De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 25 juni 2004 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.