ECLI:NL:HR:2002:AE5223

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
37136
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.J. Zuurmond
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • D.G. van Vliet
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vennootschapsbelasting en balansgarantie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1996, opgelegd aan belanghebbende, X B.V. De aanslag betrof een belastbaar bedrag van f 7.094.929. Na bezwaar tegen de aanslag heeft de Inspecteur deze gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Gerechtshof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie instelde.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende op 21 december 1990 alle aandelen in A B.V. heeft gekocht, die op haar beurt alle aandelen in B B.V. bezat. Bij deze aankoop heeft de verkoper, C, een balansgarantie verstrekt. In 1996 werd A B.V. een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting opgelegd, waarover C een deel van de kosten op zich nam. Belanghebbende wilde een bedrag van f 1.813.958 ten laste van haar belastbare winst brengen, maar de Inspecteur had slechts een lager bedrag als kosten geaccepteerd.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd door te stellen dat geen hoger bedrag ten laste van de winst kon worden gebracht dan door de Inspecteur was aanvaard. De Hoge Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, en werd het griffierecht aan belanghebbende vergoed.

Uitspraak

Nr. 37.136
12 juli 2002
JV
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 april 2001, nr. 99/00809, betreffende na te melden aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1996 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van f 7.094.929, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van dupliek ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende heeft op 21 december 1990 alle aandelen in A B.V., welke vennootschap onder meer houdster was van alle aandelen in B B.V., gekocht van C.
Ter zake van deze aankoop heeft C aan belanghebbende een zogenoemde balansgarantie verstrekt.
Met ingang van 1 januari 1991 vormt belanghebbende met A B.V. en B B.V. een fiscale eenheid voor de heffing van vennootschapsbelasting.
Ten name van A B.V. is in 1996 een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting 1990 opgelegd ter grootte van f 1.693.424. Voorts werd haar aan heffingsrente, invorderingsrente en kosten f 514.320 in rekening gebracht. Van deze bedragen heeft C uit hoofde van de balansgarantie per saldo een bedrag van f 393.786 voor zijn rekening genomen.
Bij de bepaling van de winst van belanghebbende over 1996 heeft de Inspecteur van voornoemde bedragen een bedrag van f 514.320 (heffingsrente, invorderingsrente en kosten) als kosten in aanmerking genomen.
Belanghebbende wenst een bedrag van f 1.813.958, zijnde het verschil tussen het totaal van het op de aanslag en wegens heffingsrente, invorderingsrente, en kosten verschuldigde bedrag ad f 2.207.744 en het door C betaalde bedrag ad f 393.786, ten laste van haar belastbare winst over 1996 te brengen.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat geen hoger bedrag ten laste van belanghebbendes winst kan worden gebracht dan de Inspecteur reeds heeft aanvaard. Hiertegen keren zich de middelen.
3.3. Indien en voorzover bij de verwerving van een deelneming de koper bedingt dat de verkoper hem zal vergoeden het verschil tussen de waarde van de activa en passiva volgens de hem bij de overdracht gepresenteerde balans en de werkelijke waarde van die activa en passiva, dient de kostprijs van de deelneming te worden verminderd met de waarde van de vordering die de koper te dier zake heeft, beoordeeld naar de feiten en omstandigheden ten tijde van de verwerving van de deelneming. Indien door ontwikkelingen na de verwerving van de deelneming die vordering in waarde verandert, valt die verandering in de belastbare winst. Nu het Hof bij zijn voormelde oordeel dit een en ander heeft miskend, geeft dit oordeel blijk van een onjuiste rechtsopvatting. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te ´s-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 630 (€ 285,88), en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet, P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2002.