b. de tegenover de politie afgelegde verklaring van [slachtoffer 2]:
"U vraagt mij waar [slachtoffer 1] en ik naar toe zijn gereden op 9 juli 2001 in de avond. Ik moet u verklaren dat ik die maandag, 9 juli 2001, omstreeks 21.00 uur met [slachtoffer 1] naar café [A] te 's-Gravenhage ben gereden. Ik heb vervolgens met mijn mobiele telefoon [medeverdachte] gebeld. Ik zei tegen [medeverdachte] dat ik voor de deur van het café stond. Ik zag vervolgens dat [medeverdachte] naar buiten kwam lopen met in één van zijn handen zijn mobiele telefoon. Ik hoorde [medeverdachte] zeggen: "Het is afgelopen. Ik ben klaar om oorlog te maken." Ik hoorde [medeverdachte] ook zeggen: "Kom maar, kom maar". Ik hoorde vervolgens schreeuwen: "Schiet dan, schiet dan".
Ik zag vervolgens dat de schoonzoon van [medeverdachte] (het hof verstaat: de verdachte [verdachte]) uit dezelfde uitgang het café uit kwam lopen. Ik zag dat deze schoonzoon in zijn handen een vuurwapen vasthield en het wapen op mij richtte. [Medeverdachte] bleef constant schreeuwen: "Schiet dan, schiet dan".
Ik ben toen naar een boom aan de overzijde van de ventweg gerend.
Ik zag dat de schoonzoon van [medeverdachte] met het vuurwapen in de richting van de boom kwam lopen. [Slachtoffer 1] stond op dat moment ook achter mij. Ik zag dat de schoonzoon van [medeverdachte], die steeds het vuurwapen op mij richtte, rond de boom ging lopen. Op een bepaald moment kon ik met mijn handen de hand van de schoonzoon vastpakken.
Tegelijkertijd voelde ik dat ik van achteren en van opzij door [medeverdachte] stevig werd vastgepakt. Ik kwam op mijn knieën ten val. Ik zag vervolgens dat [slachtoffer 1] de schoonzoon van [medeverdachte] probeerde vast te pakken. Ik zag dat [slachtoffer 1] en die schoonzoon dicht bij elkaar stonden en ik zag ook dat ze elkaar vastpakten. Op dat moment hoorde ik een harde knal. Ik wist gelijk dat dit een pistoolschot was. Ik zag vervolgens dat [slachtoffer 1] op de linkerhelft van zijn lichaam viel. Ik wist gelijk dat [slachtoffer 1] neergeschoten was door de schoonzoon van [medeverdachte]. Ik zag vervolgens dat de schoonzoon van [medeverdachte], met het vuurwapen in zijn handen, op mij af kwam lopen en ik zag dat hij het vuurwapen op mij richtte. Ik hoorde [medeverdachte] tegen zijn schoonzoon roepen: "Schiet dan". Ik kon vervolgens [medeverdachte] ook vastpakken. Ik kon [medeverdachte] in de richting van het vuurwapen draaien. Ik hoorde [medeverdachte] wederom roepen: "Schiet maar, schiet maar". De schoonzoon stond een halve meter voor [medeverdachte] met het vuurwapen in twee handen op mij en [medeverdachte] gericht. Ik zag en voelde dat [medeverdachte] zich, door mijn armen heen, liet vallen. Ik stond recht voor de schoonzoon met het vuurwapen. Ik probeerde te bukken en zakte iets door mijn knieën. Er zat nu ongeveer een halve meter tussen mij en het vuurwapen.
Ik hoorde [medeverdachte] vervolgens zeggen: "Schiet maar, hoofd, hoofd, geen bewijs achterlaten". Op dat moment zag ik dat de schoonzoon de slede van het wapen naar achteren trok. De schoonzoon hield het wapen naar beneden gericht in de richting van mijn hoofd. Gelijk hierop hoorde ik het geluid van twee harde tikken. Ik hoorde geen knal.
Ik begreep dat de schoonzoon tweemaal de trekker had overgehaald en op mij had willen schieten. Als het wapen wel had gewerkt, was ik in mijn hoofd geraakt. Ik voelde dat ik door [medeverdachte], die op de grond lag, aan mijn benen werd vastgepakt en getrokken. Ik kwam hierdoor op mijn knieën ten val.
Ik hoorde dat [medeverdachte] zei: "Schiet maar, hoofd, geen bewijs achterlaten". Ik zag dat de schoonzoon het wapen op mijn hoofd richtte.
Ik keek recht in de loop van het vuurwapen. Ik zag vervolgens dat de schoonzoon met zijn vinger de trekker van het vuurwapen naar achteren trok. Het wapen ging weer niet af.
De enige reden waarom ik hier nog zit is omdat het vuurwapen niet afging, anders was ik zeker dood geweest."