ECLI:NL:OGHACMB:2011:BQ4459

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HAR 037/11
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Appel tegen bevel gevangenhouding en rechtmatigheid politieoptreden na vervallen Politieregeling 1999

In deze zaak gaat het om een appel tegen een bevel tot gevangenhouding van de verdachte, die in hoger beroep is gekomen van de beslissing van de rechter-commissaris. De verdachte stelt dat zijn aanhouding en detentie onrechtmatig zijn, omdat de politie volgens hem geen wettelijke basis heeft voor haar optreden na de inwerkingtreding van de nieuwe staatsstructuur op 10 oktober 2010. De raadsman van de verdachte beroept zich op artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering, dat de bevoegdheid tot opsporingshandelingen uitsluitend toekent aan politieambtenaren zoals gedefinieerd in de Politieregeling 1999. Aangezien deze regeling niet is overgenomen in de nieuwe wetgeving, stelt de raadsman dat alle politiehandelingen na deze datum onrechtmatig zijn.

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie oordeelt dat de onrechtmatigheid van de aanhouding en inverzekeringstelling van de verdachte kan worden aangevoerd tijdens het verhoor door de rechter-commissaris. Het Hof stelt vast dat tegen het oordeel van de rechter-commissaris dat de inverzekeringstelling niet onrechtmatig is, geen hogere voorziening openstaat. Het beroep van de verdachte wordt afgewezen, omdat het Hof gebonden is aan de wettelijke kaders van het Wetboek van Strafvordering. De beoordeling van de rechtmatigheid van het politieoptreden kan niet opnieuw aan de orde worden gesteld in deze fase van de procedure.

De beschikking is gegeven op 7 april 2011, na behandeling van het beroep in raadkamer op 5 april 2011. Het Hof heeft kennisgenomen van de argumenten van de verdachte, zijn raadsman en de procureur-generaal. De beslissing van het Hof is dat het beroep tegen de verlenging van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen, omdat de gronden voor de voorlopige hechtenis nog steeds bestaan.

Uitspraak

Strafzaken over 2011
Datum beschikking: 7 april 2011
Nummer: HAR 037/11
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
gegeven in het hoger beroep zijdens de verdachte, ingesteld tegen de beslissing van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, van 29 maart 2011, in de zaak van:
[verdachte],
geboren op [datum] 1963 in Curaçao,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
1. Het onderzoek van de zaak
1.1. Deze beschikking is gegeven naar aanleiding van de behandeling van het beroep in raadkamer op 5 april 2011 in Curaçao. Verschenen zijn de (fgd) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, de verdachte en zijn raadsman, mr. E.F. Sulvaran.
1.2. Het Hof heeft kennis genomen van hetgeen de verdachte, zijn raadsman en de procureur-generaal naar voren hebben gebracht.
2. De feiten
2.1. Op 29 maart 2011 heeft de rechter-commissaris verlenging van de gevangenhouding van de verdachte bevolen voor een termijn van 30 dagen.
2.2. De verdachte is bij beroepschrift, op 30 maart 2011 ter griffie ingekomen, van die beslissing in hoger beroep gekomen.
3. De beoordeling
3.1. Het beroep is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat de verdachte daarin kan worden ontvangen.
3.2. De verdachte is in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechter-commissaris omdat hij zich daarmee niet kan verenigen. De raadsman heeft namens de verdachte gesteld dat de aanhouding en detentie van de verdachte onrechtmatig is.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering de bevoegdheid tot het verrichten van dergelijke opsporingshandelingen uitsluitend verleent aan politieambtenaren als bedoeld in artikel 4 van de Landsverordening Politieregeling 1999 (hierna te noemen: Politieregeling 1999). Bij de Algemene Overgangsregeling Wetgeving en Bestuur, die met het oog op de totstandkoming van het Land Curaçao per 10 oktober 2010 is opgesteld, is de Politieregeling 1999 niet overgenomen. Tot op heden is geen vervangende wetgeving tot stand gekomen. Nu een formeel wettelijke basis voor de taken en bevoegdheden van de politie ontbreekt, dient ieder handelen van de politie vanaf genoemde datum onrechtmatig te worden geacht.
3.3. De raadsman verlangt beantwoording van de principiële vraag naar de rechtmatigheid van het politieoptreden na het vervallen van de Politieregeling 1999. Bij de beoordeling van het hoger beroep van de verdachte is het Hof echter gebonden aan de grenzen die het Wetboek van Strafvordering stelt. De raadsman beroept zich op de onrechtmatigheid van de aanhouding en de inverzekeringstelling van de verdachte. Een dergelijk beroep kan aan de orde worden gesteld bij het verhoor van de verdachte door de rechter-commissaris in het kader van zijn voorgeleiding als bedoeld in artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. Tegen het oordeel van de rechter-commissaris dat de inverzekeringstelling niet onrechtmatig is, staat geen hogere voorziening open. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken zou op onaanvaardbare wijze worden doorkruist indien bij de behandeling in raadkamer opnieuw of alsnog beroep zou kunnen worden gedaan op de onrechtmatigheid van de aanhouding of de inverzekeringstelling die aan de rechter-commissaris is of had kunnen worden voorgelegd (zie o.a. HR 22 juni 2004, NJ 2004, 561, LJN AO8320, HR 8 mei 2001, NJ 2001, 581, LJN AB 1566 en GHvJNA+A, 9 november 2007, HAR 293/2007).
3.4. Gelet op het voorgaande dient het beroep tegen de verlenging van de voorlopige hechtenis beoordeeld te worden op grond van de in de artikelen 100 en 101 van het Wetboek van Strafvordering gegeven criteria. Uit de stukken en op grond van de in raadkamer verkregen inlichtingen is het Hof van oordeel dat de bezwaren en gronden die tot het bevel tot (verlenging van de) voorlopige hechtenis hebben geleid nog altijd bestaan.
3.5. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
4. De beslissing
Het Hof:
wijst af het beroep.
Deze beschikking is gegeven op 7 april 2011 in Curaçao door mrs. F.J.P. Lock, P.E. de Kort en H.J. van Kooten, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, in tegenwoordigheid van de griffier.