ECLI:NL:HR:2004:AO7190
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van een ziekenhuis voor schade tijdens de bevalling
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van het Academisch Ziekenhuis Groningen (AZG) voor schade die is ontstaan tijdens de bevalling van de dochter van de verweerster. De verweerster, die zowel voor zichzelf als in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van haar dochter optrad, vorderde schadevergoeding van AZG. Zij stelde dat AZG tekortgeschoten was in de zorgvuldigheid die vereist was tijdens de bevalling, wat heeft geleid tot blijvend letsel bij haar dochter. De rechtbank oordeelde dat AZG inderdaad verwijtbaar tekortgeschoten was in de nakoming van de behandelovereenkomst en veroordeelde het ziekenhuis tot schadevergoeding. AZG ging in hoger beroep, maar het gerechtshof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, met de aanpassing dat bij de bepaling van de schade rekening gehouden moest worden met de volledige mate van handicap van de dochter.
AZG stelde cassatie in, waarbij het hof had geoordeeld dat het ziekenhuis onvoldoende bewijs had geleverd voor het bestaan van causaal verband tussen de tekortkoming en de schade. De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat AZG onvoldoende aanknopingspunten had geboden voor het bewijsaanbod. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het gerechtshof en verwees de zaak terug naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens werd de verweerster in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. Dit arrest benadrukt de toepassing van de omkeringsregel in aansprakelijkheidszaken, waarbij de bewijslast kan verschuiven naar de partij die zich op het ontbreken van causaal verband beroept.