ECLI:NL:HR:2004:AO1284
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- F.B. Bakels
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Arrest van de Hoge Raad inzake JEKA HOLDING B.V. tegen NATIONAL WESTMINSTER BANK PLC. over een vordering tot betaling
Op 6 februari 2004 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak tussen JEKA HOLDING B.V. en NATIONAL WESTMINSTER BANK PLC. De eiseres, JEKA HOLDING B.V., gevestigd te Drunen, had in cassatie beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Dit arrest volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank, die op 1 december 2000 had geoordeeld dat JEKA aan NatWest een bedrag van ƒ 250.515,33 moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. NatWest had JEKA gedagvaard voor de rechtbank en vorderde betaling van het genoemde bedrag.
Na de uitspraak van de rechtbank heeft JEKA hoger beroep ingesteld, maar het gerechtshof heeft het vonnis bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft JEKA cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij de advocaat-generaal D.W.F. Verkade heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling oproepen.
De Hoge Raad heeft het beroep van JEKA verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van NatWest op nihil zijn begroot. Dit arrest is gewezen door vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, A.M.J. van Buchem-Spapens en F.B. Bakels, en is in het openbaar uitgesproken door vice-president P. Neleman.