ECLI:NL:HR:2004:AN8908
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie van Stichting Bureaus Jeugdzorg Haaglanden/Zuid-Holland inzake uithuisplaatsing van minderjarigen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 februari 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Stichting Bureaus Jeugdzorg Haaglanden/Zuid-Holland. De stichting had cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, die betrekking had op de uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, [dochter 1] en [dochter 2]. De kinderen waren onder toezicht gesteld door de kinderrechter op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, en de stichting was gemachtigd om de kinderen uit huis te plaatsen. De moeder van de kinderen had tegen deze beschikkingen hoger beroep ingesteld, maar werd in haar beroep niet-ontvankelijk verklaard door het hof.
De Hoge Raad oordeelde dat de stichting geen belang meer had bij haar cassatieberoep, omdat de machtiging tot uithuisplaatsing op 22 februari 2003 was afgelopen. Desondanks besloot de Hoge Raad om de rechtsvraag die aan de orde was te overwegen, gezien het belang van de zaak. De Hoge Raad concludeerde dat het bestaan van twee machtigingen tot uithuisplaatsing met verschillende doelen niet in strijd was met de wet, mits de rechter bij de verlening van de machtigingen rekening hield met de bestaande machtigingen en duidelijk maakte hoe deze zich tot elkaar verhielden.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het verlenen van machtigingen tot uithuisplaatsing en de noodzaak voor rechters om helderheid te verschaffen over de verhouding tussen verschillende machtigingen. De Hoge Raad verklaarde de stichting uiteindelijk niet-ontvankelijk in haar cassatieberoep, maar gaf wel belangrijke overwegingen mee voor toekomstige zaken.