ECLI:NL:HR:2004:AL8449
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cameratoezicht en de persoonlijke levenssfeer in het strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 april 2004 uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van cameratoezicht in het kader van een strafzaak. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van goederen door graffiti aan te brengen op verschillende objecten in Rotterdam. Het hof had vastgesteld dat de verdachte gedurende korte tijd was waargenomen door middel van camera's die op het hoofdbureau van politie werden bediend. De Hoge Raad oordeelde dat de persoonlijke levenssfeer van de verdachte niet was aangetast, omdat de waarnemingen plaatsvonden in een openbare ruimte waar de verdachte geen redelijke verwachting had van privacy. De Hoge Raad verwierp het verweer van de verdachte dat het cameratoezicht onrechtmatig was, omdat het zou zijn gebaseerd op een ontoereikende wettelijke basis. De Hoge Raad concludeerde dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, gezien het doel van het cameratoezicht en de wijze waarop dit was uitgevoerd, niet onaanvaardbaar was. De aanhouding van de verdachte werd ook als rechtmatig beoordeeld, omdat deze plaatsvond binnen een redelijke tijd na de waarnemingen van de strafbare feiten. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van de verdachte en bevestigde de uitspraak van het hof.