ECLI:NL:HR:2003:AN7540
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontvankelijkheid in hoger beroep en de gevolgen van een tussenarrest
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen een man en een vrouw, die beiden betrokken waren bij een geschil over huwelijkse voorwaarden. De vrouw had de man gedagvaard voor de rechtbank te Alkmaar, waarbij zij vorderingen deed tot het verdelen van niet verteerde inkomsten en het verstrekken van informatie over beleggingen. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen de man tot bewijslevering toegelaten en een comparitie van partijen gelast. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen een tussenvonnis van de rechtbank, waarop de vrouw incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het gerechtshof te Amsterdam heeft op 6 februari 2003 het vonnis van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling.
Tegen dit arrest heeft de man cassatie ingesteld. De vrouw heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de man in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent, die strekte tot niet-ontvankelijkverklaring van de man, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de man niet-ontvankelijk is in zijn beroep, omdat het bestreden arrest van het hof een tussenarrest betreft en de man niet in zijn cassatieberoep kan worden ontvangen. De kosten van het geding in cassatie zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.