2.1. De rechtbank heeft de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin – evenals in de hierna opgenomen citaten uit de uitspraak van de rechtbank - aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“2.1. Eiseres is een vennootschap opgericht naar het recht van Luxemburg. Zij is opgericht op 17 november 1995 in Luxemburg.
2.2. Eiseres was statutair gevestigd te Luxemburg en heeft omstreeks mei 2004 haar zetel verplaatst naar de Britse Maagdeneilanden. [A] was op dat moment enig aandeelhouder in eiseres. In dat jaar zijn voorts de aandelen in eiseres overgedragen aan [O] Inc. De aandelen in laatstgenoemde vennootschap waren eveneens in handen van [A].
2.3. Bij notariële akte van 21 september 2004 is eiseres ontbonden en vereffend. Daarbij trad [O] Inc. op als vereffenaar. De toenmalige statutair directeur van eiseres, [B], trad daarbij blijkens genoemde akte op namens [O] Inc. Laatstgenoemde vennootschap is op haar beurt geliquideerd op 8 december 2004.
2.4. [A] maakte in het onderhavige jaar gebruik van een trustkantoor, [P] te Amsterdam (hierna: [P]). De heer [C] was grootaandeelhouder in en directeur van [P]. De heer [D] onderhield voor [P] het contact met [A]. [A] heeft bij [P] aangegeven belangstelling te hebben voor vennootschappen met vervangingsreserves. Via een zakenrelatie van [P] in Luxemburg, genaamd [Q] Sarl (hierna: [Q], is eiseres op verzoek van [A] opgericht.
2.5. De eerste aandeelhouders van eiseres waren [R] Investments N.V. en de heer [E]. [R] Investments N.V. is een managementvennootschap van [Q] die werd gebruikt om aandelen te houden voor cliënten. De heer [E] was grootaandeelhouder van [Q]. Op 9 november 1998 zijn de aandelen omgezet in die aan toonder en kwamen ze in bezit van [A]. Eiseres was toen “leeg”.
2.6. De directie van eiseres bestond na de oprichting uit de heren [E] en [C] en uit [S] Sarl, een vennootschap gelieerd aan [P]. Eiseres had een bankrekening in Luxemburg waarover [P] de controle had.
2.7. De ten tijde van de oprichting van eiseres gesloten management agreement met [Q] is ondertekend door [A]. [A] is daarin aangemerkt als de zogenoemde ultimate beneficial owner (hierna: ubo) van eiseres. In de overeenkomst is afgesproken dat [Q] geheimhouding zal betrachten met betrekking tot de identiteit van de ubo ([A]).
2.8. Medio 2002 heeft [Q] de administratie van eiseres overgedragen aan [T] Luxemburg SA, een zustervennootschap van [P] (dat dan inmiddels [T] Netherlands B.V. heet). De opdracht daartoe was afkomstig van [A] in diens hoedanigheid van ubo. Er worden nieuwe management- en directieovereenkomsten gesloten; hierin staat [A] genoemd als ubo van eiseres.
2.9.1. Verweerder heeft eiseres in een brief van 26 januari 2010 erop gewezen dat de trustkantoren die de administratie van eiseres voerden, niet op de hoogte waren van wat zich afspeelde in eiseres en dat zij met de grootste moeite informatie van (uiteindelijk) [A] verkregen. Verweerder baseert zich hiervoor op – tot de gedingstukken behorende – getuigenverklaringen van medewerkers van genoemde trustkantoren en op correspondentie tussen de genoemde trustkantoren met betrekking tot verzoeken tot het samenstellen van de jaarrekeningen van eiseres.
2.9.2. In een emailbericht van 15 juni 2001 heeft een medewerker van [Q] aan de heer [D] van [P]/[T] Netherlands B.V. verzocht meer informatie te verschaffen opdat hij de jaarrekeningen van eiseres over de jaren 1995 tot 2000 kon opmaken.
2.9.3. Nadat de administratie van eiseres is overgedragen heeft een medewerker van [T] Luxemburg (de heer [B]) geconstateerd dat het medio 2002 aan hen overgedragen dossier onvolledig is. Sinds de oprichting van eiseres in 1995 waren geen jaarrekeningen opgemaakt, er waren geen mutaties op de bankrekening in Luxemburg, behalve rente en jaarlijkse bankkosten en het kapitaal was niet door de aandeelhouder betaald. Voorts werden twee optieovereenkomsten uit 1996 aangetroffen, waarvan het onderlinge verband onduidelijk was.
2.9.4. De heer [B] richtte zich aanvankelijk tot [D] met betrekking tot informatie over “accounting, banking, corporate, invoices, directors agreements, management agreements” en “others”. Toen [D] in gebreke bleef om de gevraagde informatie te verstrekken, heeft [B] de gevraagde informatie gekregen van [A] en van diens broer [AA].
2.9.5. In een emailbericht van 5 februari 2003 tussen enkele medewerkers van de ingeschakelde trustkantoren is het volgende opgenomen:
“I have prepared the years 1996 and 1997. There are only bank interests and account fees as movements on the bank account.
No Annual accounts have been audited, approved, …
I did not find any contract, deeds of incorporation or something like that that can prove any participation in a subsidiary.”
2.9.6. In een bericht van 24 april 2003 heeft [B] aan zijn collega’s van [T] Luxemburg SA meegedeeld dat aan de hand van de documenten die hij had ontvangen van [A] en na ontvangst van informatie met betrekking tot de verwerving van aandelen in [U] N.V., de jaarstukken over de diverse jaren zouden kunnen worden opgemaakt.
2.9.7. In 2003 zijn door [B] de jaarstukken van eiseres opgesteld over de jaren 1996 en verder.
2.10. Tot de gedingstukken behoort het eerste blad van een overeenkomst waarbij [W] België N.V. aandelen NV Immobiliaire [U] (hierna ook: [U]) verkoopt aan eiseres.
2.11. Tot de gedingstukken behoort een verklaring van mevrouw [F] te Antwerpen (hierna: [F]) bij de Belgische politie te Hasselt in 2003. [F] was in 1995 door [A] aangetrokken om als afgevaardigde bestuurder van een aantal Belgische vennootschappen op te treden. Blijkens de verklaring fungeerde [F] als brievenbus voor een dertiental Belgische vennootschappen van [A]. Het enige wat zij deed was de post doorfaxen aan [A] te [Z]. [A] was en is woonachtig te [Z] (Nederland).
2.12. Tot de gedingstukken behoren twee optieovereenkomsten van eiseres. De tweede optieovereenkomst is er een tussen de Belgische kasgeldvennootschap [Y] N.V. (hierna: [Y]) als optienemer en eiseres als optiegever. De optieovereenkomst ziet op de mogelijkheid tot aankoop van Nederlands onroerend goed. In deze overeenkomst, die alleen door eiseres is ondertekend, staat een uitoefenprijs van de optie van hfl. 10.000.000, welke prijs direct is verschuldigd door de optienemer. De koopsom van de registergoederen waarop de optie betrekking heeft, is hfl. 124.000.000.
2.13. Op 19 maart 2001 zijn in België vereffenaars aangesteld voor [Y]. Uit een brief van de vereffenaars van 20 maart 2002 blijkt het volgende. [Y] heeft na aanmaning in juni 1997 aangifte voor de vennootschapsbelasting gedaan over 1996 met een jaarrekening per 30 juni 1996. In de jaarrekening stond een post provisie voor risico’s en kosten van circa € 4,5 miljoen. De eerder daarvoor behaalde winst van circa € 4,3 miljoen (= hfl. 10.000.000) was daarmee geneutraliseerd. Deze kostenpost is niet aanvaard door de Belgische fiscus. [Y] heeft toen een optiecontract overgelegd, waaruit bleek dat zij een optie had verworven van eiseres voor de aankoop van onroerende zaken ad hfl. 124.000.000 en dat zij voor de verwerving van dit optierecht een uitgifteprijs betaalde van hfl. 10.000.000. In 2001 is er van het vermogen van [Y] niets meer over, van vastgoed geen spoor.
2.14. In de woning van [A] is aangetroffen een handgeschreven stuk met daarop onder meer de aantekening: “Things tot do today (…) Optie doorgezet naar [y]. (…) [A] levert optie aan [X] SA. (…) Verkoop[U] .”.
2.15. In de woning van [A] zijn voorts aangetroffen:
- een opstelling waarin afspraken van 28 oktober 1999 inzake Belgische vennoootschappen zijn vastgelegd. Daarin staat onder meer: “[U] is in 1996 (economisch) verkocht aan [X]”;
- een overzicht van vennootschappen die van hand tot hand gaan in de maanden april en mei 1996, waaronder de vennootschap [OO] Vastgoed Maatschappij N.V. De prijzen van de vennootschappen bedragen steeds iets meer dan BEF 200.000.000; en
- een aantekening waarin het volgende staat vermeld: “1996: 200 mio BEF binnen en daarna buiten bij KBC (cash van [Y])”.
2.16. [U] hield in 1996 alle aandelen in de Belgische kasgeldvennootschap [OO]Vastgoed Maatschappij N.V.
2.17. In 2007 is [A] in staat van faillissement verklaard. In hetzelfde jaar is een strafrechtelijk onderzoek gestart tegen [A] en zijn broer. In april 2007 heeft de FIOD-ECD huiszoekingen gedaan bij [A] en zijn broer. De opgespoorde gegevens zijn door het Openbaar Ministerie vrijgegeven voor gebruik door de Belastingdienst. De Belastingdienst kwam aldus achter het bestaan van eiseres en het vermoeden dat [A] de uiteindelijke gerechtigde is geweest. [T] Luxemburg heeft aan de curator van [A] aangegeven dat facturen voor eiseres via een Stichting Derdengelden [P] werden betaald.
2.18. De inspecteur te Eindhoven heeft met toepassing van de verlengde navorderingstermijn van artikel 16, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) de onderhavige navorderingsaanslag vennootschapsbelasting opgelegd aan eiseres naar een belastbare winst van hfl. 20.000.000. Zijn motivering heeft hij gegeven in een brief van 22 december 2008. In de laatste maanden van 2009 is de behandeling van het ingediende bezwaar overgedragen aan verweerder. In de in 2.9.1 vermelde brief van 26 januari 2010 heeft verweerder de feiten die hem tot dan toe bekend waren opgesomd en daaruit getrokken voorlopige conclusies toegelicht en gemachtigde uitgenodigd daarop te reageren. Op 31 maart 2010 heeft verweerder andermaal verzocht om een reactie van eiseres. Vervolgens heeft verweerder op 29 april 2010 aangekondigd uitspraak op bezwaar te doen en eiseres – na het verzoek daartoe van haar zijde – uitgenodigd voor een hoorgesprek op 20 mei 2010. Ook deze poging om contact te krijgen met eiseres leverde niets op. Vervolgens heeft verweerder op 28 mei 2011 uitspraak gedaan op het bezwaarschrift.”
2.2. Op basis van de stukken van het geding in eerste aanleg voegt het Hof hieraan de volgende feiten toe.