ECLI:NL:HR:2002:ZC8086
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- J.W. van den Berge
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de waardering van onroerende zaken in het kader van de Wet WOZ na wijziging van gemeentelijk gedoogbeleid
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diepenheim tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft de waardering van de onroerende zaak aan de a-straat 1 te Q voor het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000. De waarde was vastgesteld op f 179.000, maar na bezwaar van de belanghebbende heeft de heffingsambtenaar deze beschikking gehandhaafd. Het Hof heeft de waarde echter verlaagd tot f 143.200, wat leidde tot het cassatieberoep van het college.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte de wijziging van het gemeentelijke gedoogbeleid heeft aangemerkt als een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 19, lid 1, letter c van de Wet WOZ. De Hoge Raad stelt vast dat de wijziging van het gedoogbeleid vergelijkbaar is met een wijziging van een bestemmingsplan, wat van invloed is op de waardering van de onroerende zaak. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige waardering van onroerende zaken, vooral in het licht van beleidswijzigingen die de waarde kunnen beïnvloeden. De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de toepassing van de Wet WOZ en de interpretatie van bijzondere omstandigheden in waarderingszaken.