In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, die de waarde van zijn recreatiewoning had vastgesteld op € 173.000. De heffingsambtenaar van de gemeente Zeewolde had eerder de waarde vastgesteld op € 180.000, maar deze werd door de rechtbank verlaagd. Belanghebbende is van mening dat de waarde nog verder verlaagd moet worden naar € 158.000, omdat de heffingsambtenaar geen rekening heeft gehouden met het gemeentelijke beleid omtrent permanente bewoning van recreatiewoningen. De rechtbank had de waarde verminderd, maar belanghebbende is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 27 november 2013 in Arnhem is belanghebbende vertegenwoordigd door een gemachtigde, terwijl de heffingsambtenaar ook aanwezig was. De heffingsambtenaar heeft een taxatierapport overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde. Het Hof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld. Het Hof heeft daarbij rekening gehouden met het gemeentelijke beleid en de vergelijkingsobjecten die door de heffingsambtenaar zijn aangedragen.
Het Hof concludeert dat de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2010 correct is vastgesteld en dat het hoger beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De proceskosten worden niet toegewezen, en belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.