ECLI:NL:HR:2002:AE1547
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Verhouding tussen de opbrengst van onbelaste goederen en faillissementskosten in het faillissement van H.S.B. Rotsterhaule B.V.
In deze zaak gaat het om de verhouding tussen de opbrengst van onbelaste goederen en de faillissementskosten in het faillissement van H.S.B. Rotsterhaule B.V. De Ontvanger van de Belastingdienst heeft de curator gedagvaard om te verklaren dat hij zich op grond van zijn bodemvoorrecht kan verhalen op de volledige netto-opbrengst van de verpande bodemzaken. De curator heeft deze vordering bestreden en in voorwaardelijke reconventie vorderingen ingesteld die in cassatie niet meer van belang zijn. De Rechtbank Leeuwarden heeft de vordering van de Ontvanger toegewezen, maar de curator heeft beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 juli 2002 geoordeeld dat de Rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de netto-opbrengst van de onbelaste goederen moet worden verstaan als de opbrengst die beschikbaar komt na aftrek van de faillissementskosten. De curator stelde dat de fiscale vorderingen uit het vrije actief kunnen worden voldaan zonder rekening te houden met de faillissementskosten, maar de Hoge Raad heeft deze opvatting verworpen. De uitspraak van de Rechtbank is bevestigd, waarbij de Hoge Raad oordeelt dat de Ontvanger aanspraak kan maken op de opbrengst van de verpande bodemzaken na aftrek van de kosten.
De Hoge Raad heeft het beroep van de curator verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest verduidelijkt de juridische positie van de curator en de Ontvanger in faillissementssituaties, met name met betrekking tot de rangorde van vorderingen en de behandeling van faillissementskosten.