ECLI:NL:HR:2002:AE1439
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag accijns en bewijsvoering
In deze zaak heeft belanghebbende, X te Z, beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die op 21 juni 1999 werd gedaan in verband met een naheffingsaanslag in de accijns. De naheffingsaanslag, opgelegd door de Inspecteur, bedroeg ƒ 102.585,80 en werd gehandhaafd na bezwaar. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, omdat het Hof onvoldoende inzicht had gegeven in zijn gedachtegang met betrekking tot de bewijsvoering. Het Hof had geoordeeld dat belanghebbende aannemelijk moest maken dat hij de in geding zijnde alcohol niet voorhanden had, enkel op basis van zijn verklaring dat hij als eigenaar afstand deed van bepaalde goederen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet had onderkend dat voor het voorhanden hebben van goederen feitelijke beschikkingsmacht vereist is, en dat eigendom deze beschikkingsmacht niet zonder meer omvat. Hierdoor was het oordeel van het Hof niet naar de eisen der wet met redenen omkleed.
De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op f 3550 (€ 1610,92) voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De Hoge Raad gelastte ook dat de Staat het griffierecht van ƒ 190 (€ 86,22) aan belanghebbende vergoedt. De uitspraak van het Hof kon niet in stand blijven, en de Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen voor een nieuwe beoordeling, waarbij de eerdere overwegingen in acht moeten worden genomen.