ECLI:NL:HR:2002:AE1424
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag accijns en uitleg richtlijn 92/12/EEG
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van G. van de Water tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin een naheffingsaanslag in de accijns werd opgelegd. De zaak is ontstaan naar aanleiding van een arrest van de Hoge Raad van 24 augustus 1999, waarin de Hoge Raad het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft verzocht om een prejudiciële beslissing over de uitleg van richtlijn 92/12/EEG. Het Hof van Justitie heeft op 5 april 2001 uitspraak gedaan en verklaard dat het voorhanden hebben van een accijnsproduct als uitslag tot verbruik moet worden beschouwd, wanneer er nog geen accijns is voldaan volgens de geldende communautaire en nationale wetgeving.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar artikel 2f van de Wet op de accijns, waarin is bepaald dat het voorhanden hebben van een accijnsgoed dat niet overeenkomstig de wet in de heffing is betrokken, als uitslag wordt aangemerkt. De Hoge Raad concludeert dat deze bepaling niet in strijd is met de eerdergenoemde richtlijn. Gelet op de eerdere uitspraken en de middelen van cassatie, heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.
De proceskosten werden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is op 12 april 2002 gedaan door de vice-president en de raadsheren, en is in het openbaar uitgesproken.