Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
(..) bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad d.d.4 juli 2012 (…) te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van geïntimeerde alsnog af te wijzen, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van de procedure in beide instanties.”
3.De vaststaande feiten
EI Jaarboek”mee (hierna: het jaarboek). In het jaarboek heeft
[geïntimeerde] persoonlijke bedenkingen omtrent het (financiële) reilen en zeilen van EI genoteerd.
Power corrupts – also in EI
EI staff are shocked to learn from the General Secretary about the anonymous email sent during Congress. Like you, we care about the integrety of EI and are concerned to maintain the excellent reputation of our organization. That is why we all cooperated with the directive to hand over our laptops for purpose of the investigation.
(…)
Voor aanvang van het gesprek stelden onze medewerkers zich voor als medewerkers van [appellante] te Almere en werd de reden van het onderzoek bekengemaakt. Tevens deelden zij mee dat medewerking aan het onderzoek op basis van vrijwilligheid plaatsvond. De heer [geïntimeerde] verklaarde zich bereid aan het onderzoek mee te werken.
IP-adres niet op de laptop van [geïntimeerde] is aangetroffen en dat niet is vastgesteld en ook niet kon worden vastgesteld dat [geïntimeerde] de auteur of verzender van het bericht is geweest. [appellante] heeft aan EI medegedeeld dat diverse trefwoorden uit het anonieme
e-mailbericht wel voorkomen in het jaarboek en dat uit het jaarboek blijkt dat [geïntimeerde] zich zorgen maakte over de financiële situatie van EI. Zij heeft de gekopieerde bestanden aan EI ter beschikking gesteld.
After due consideration of the issues which where highlighted in the course of the investigation of the sending of the anonymous mails on 21st July, and in your discussions with representatives of the management group yesterday, we have concluded that there are substantial grounds for the most serious disciplinary action against you. (…)
4.De vordering en beoordeling in eerste aanleg
[geïntimeerde] daardoor geleden schade, met veroordeling van [appellante] tot vergoeding van die geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat.
5.De grieven en de beoordeling in hoger beroep
grieven I tot en met IIIde onvolledigheid van de in eerste aanleg vastgestelde feiten aan de orde stellen, falen zij daarom. Voorts zij erop gewezen dat het hof de feiten in het voorgaande zelfstandig heeft vastgesteld, zodat dit punt ook reeds om die reden niet opgaat.
grieven IV en V, die de vraag naar de onrechtmatigheid van Hoffmanns handelwijze betreffen, ingegaan.
Grief VIziet op de aannemelijkheid van met de handelwijze van [appellante] in verband staande schade.
oor het vaststellen of er sprake is van toestemming is essentieel dat de onderzochte persoon in vrijheid heeft kunnen bepalen dat de gegevensverwerking diens toestemming heeft. Bij twijfel over de vraag of de onderzochte persoon zijn toestemming heeft verleend, dient te worden geverifieerd of er terecht van uitgegaan wordt dat de onderzochte persoon er mee heeft ingestemd dat diens persoonsgegevens worden verwerkt.”
grief IVlegt [appellante] de vraag of hier van de vorenbedoelde toestemming sprake is aan het hof voor.
grief Vbetoogt [appellante] dat de rechtbank heeft miskend dat zich hier een situatie als bedoeld in art. 8 sub f Wbp voordoet. Daarin is bepaald dat persoonsgegevens mogen worden verwerkt indien de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt, tenzij het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, prevaleert.
te dier zakeop de bedoelde bepaling kan beroepen.
e-mailbericht, hetgeen de kernvraag van het onderzoek was, niet kon worden vastgesteld. Dat [appellante] deze ontlastende conclusie in de richting van haar opdrachtgever niet anders dan door inzage van (delen van) het jaarboek kon motiveren, zoals zij heeft aangevoerd, vermag het hof niet in te zien.
[geïntimeerde] getroffen disciplinaire maatregelen: dat verband achtte de rechtbank gelet op de brief van 31 oktober 2007 aanwezig. In die brief wordt immers, zo constateert de rechtbank, in de eerste zin al het verband gelegd met het onderzoek van [appellante], terwijl uit dat onderzoek nu juist naar voren was gekomen dat niet is en niet kon worden vastgesteld dat [geïntimeerde] de auteur of verzender van het anonieme e-mailbericht is geweest en [appellante] naar aanleiding van dat onderzoek wel melding heeft gemaakt van de in het jaarboek aangetroffen notities. Het hof sluit zich bij dit oordeel – waartegen [appellante] niet met zoveel woorden heeft gegriefd – aan en maakt het tot het zijne, en voegt daar nog aan toe dat ook het moment waarop de disciplinaire maatregelen werden genomen (te weten: daags na de met hem over het onderzoek gevoerde gesprekken) het verband tussen een en ander aantoont.