ECLI:NL:HR:2001:AD6782
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en vertrouwensbeginsel
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 25 augustus 2000, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998. De aanslag, die een belastbaar inkomen van ƒ 9942 betrof, werd opgelegd na een foutieve berekening door de Belastingdienst. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar het Hof verklaarde het beroep ongegrond. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad beoordeelt in deze uitspraak of belanghebbende aan de foutieve berekening van de Belastingdienst het in rechte te honoreren vertrouwen heeft mogen ontlenen dat zij geen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen verschuldigd zou zijn. Het Hof had geoordeeld dat het beroep op het vertrouwensbeginsel faalde, omdat op de afdruk van de elektronische aangifte was vermeld dat aan de berekening geen rechten konden worden ontleend. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel en stelt vast dat het voorbehoud dat aan de berekening was verbonden, ook geldt voor de rechtsopvatting over de invloed van de invorderingsvrijstelling.
Daarnaast stelt de Hoge Raad vast dat de klachten van belanghebbende over rechtsongelijkheid niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze stelling niet eerder voor het Hof is aangevoerd en een feitelijk onderzoek vereist. De Hoge Raad concludeert dat de klachten in het algemeen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van het Hof.