ECLI:NL:HR:2001:AD4307
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.M.M. Orie
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen vrijspraak en veroordeling voor zware mishandeling
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, waarbij de verdachte, geboren in Irak in 1970, aanvankelijk was vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten, maar wel was veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf voor subsidiair zware mishandeling. De verdachte had beroep ingesteld tegen de veroordeling, maar niet tegen de vrijspraak. De advocaat van de verdachte, mr. M.G. Doornbos, stelde een middel van cassatie voor, waarin werd betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard diende te worden. Dit betoog was gebaseerd op de stelling dat de officier van justitie in strijd met de wet voor de tweede keer een vordering tot inbewaringstelling had gedaan, terwijl de eerste vordering door de rechter-commissaris was afgewezen.
Het Hof oordeelde dat de vordering tot inbewaringstelling door de officier van justitie niet ter toetsing aan het Hof stond, tenzij er sprake was van een schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde. Het Hof concludeerde dat de enkele herhaalde vordering tot inbewaringstelling niet voldoende was om te spreken van een schending van deze beginselen. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het middel van de verdachte niet tot cassatie kon leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen grond was voor vernietiging van de bestreden uitspraak en verwierp het beroep.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 30 oktober 2001, waarbij de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren A.M.M. Orie en A.J.A. van Dorst. De zaak illustreert de strikte toepassing van de regels omtrent de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en de waarborgen van een behoorlijke procesorde in het strafrecht.