Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde1], en
[geïntimeerde2],
[geïntimeerde2], en
de huurders,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak hebben twee huurders de huurcommissie verzocht om een redelijke huurprijs voor hun woningen vast te stellen. De huurcommissie heeft de huurders in het gelijk gesteld en de huurprijzen verlaagd. De verhuurder, [appellant], is het hier niet mee eens en gaat in beroep bij de kantonrechter, die de verhuurder in het ongelijk stelt. Vervolgens gaat de verhuurder in hoger beroep, maar het hof stelt vast dat het appelverbod van artikel 7:262 lid 2 BW van toepassing is. De argumenten van de verhuurder om dit verbod te doorbreken worden door het hof afgewezen. Het hof oordeelt dat de klachten van de verhuurder voornamelijk betrekking hebben op de motivering van de beslissing van de kantonrechter en niet op schending van fundamentele rechtsbeginselen. Het hoger beroep van de verhuurder wordt verworpen, en hij wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. Het arrest is gewezen op 1 oktober 2019.