ECLI:NL:HR:2001:AB2732
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.M.M. Orie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in een strafzaak wegens schending van geheimhoudingsplicht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juli 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het beroep in cassatie was ingesteld door de Advocaat-Generaal, die had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof. De zaak betrof een strafvervolging waarbij het Hof het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk had verklaard in de vervolging, omdat er sprake was van een schending van de geheimhoudingsplicht bij de huiszoeking en inbeslagneming van medische gegevens van patiënten van de verdachte.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof zijn beslissing tot niet-ontvankelijkheid ontoereikend had gemotiveerd. Het Hof had weliswaar vastgesteld dat er schendingen waren van artikel 98 van het Wetboek van Strafvordering, maar had niet voldoende onderbouwd waarom deze schendingen leidden tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De Hoge Raad benadrukte dat onrechtmatig optreden van opsporingsambtenaren onder bepaalde omstandigheden kan leiden tot niet-ontvankelijkheid, maar dat dit alleen geldt bij ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de belangen van de verdachte en de rechtsbeginselen in het strafproces, vooral in gevallen waar geheimhoudingsplicht en de rechten van patiënten in het geding zijn.