ECLI:NL:HR:2001:AB1523
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.A.M. Orie
- Rechtspraak.nl
Overname van tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen en toepasselijkheid van verdragen
In deze zaak gaat het om de overname van de tenuitvoerlegging van een buitenlandse strafvonnis. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam, die op 4 juli 2000 een verzoek van het Ministerie van Justitie van de deelstaat Hessen (Duitsland) tot overname van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing heeft behandeld. De veroordeelde, geboren in 1967, was in Duitsland veroordeeld tot vijf jaren gevangenisstraf. De Rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van deze beslissing in Nederland toegestaan en een gevangenisstraf van dertig maanden opgelegd, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Tevens is bepaald dat de tijd die de veroordeelde in uitleveringsdetentie heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover daarin de artikelen 2, 3, 6 en 11 van het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen zijn vermeld. In plaats daarvan vermeldt de Hoge Raad de artikelen 3, 5, 8 en 21, derde lid, van het Verdrag tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen inzake de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen als toepasselijke verdragsbepalingen. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en A.A.M. Orie, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 8 mei 2001.
De Hoge Raad oordeelt dat het verzoek tot overname van de tenuitvoerlegging van het Duitse vonnis niet voldoende grondslag biedt voor de overname van de tenuitvoerlegging van de straf door Nederland, omdat de veroordeelde zich reeds in Nederland bevond ten tijde van het verzoek. De Hoge Raad kan de zaak zelf afdoen, waarbij de bepalingen van het Verdrag tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen sinds 9 december 1997 van toepassing zijn in de verhoudingen tussen Duitsland en Nederland.