ECLI:NL:HR:2001:AB0384
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- A. Hammerstein
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over voorlopige machtiging tot voortgezet verblijf in psychiatrisch ziekenhuis
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure betreffende de voorlopige machtiging tot voortgezet verblijf van een verzoeker in een psychiatrisch ziekenhuis. De Hoge Raad verwijst naar zijn eerdere beschikking van 3 november 2000, waarin de beschikking van de Rechtbank Assen van 20 juli 2000 werd vernietigd en de zaak werd terugverwezen voor verdere behandeling. De Officier van Justitie diende op 17 november 2000 een vordering in bij de Rechtbank Assen, waarbij een geneeskundige verklaring werd overgelegd. De Rechtbank verleende op 22 november 2000 de machtiging tot voortgezet verblijf van de verzoeker, die inging op 20 november 2000 en eindigde op 20 mei 2001.
De verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen deze beschikking. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en verwijzing naar de Rechtbank Assen. De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank haar oordeel heeft gebaseerd op toereikende en recente medische informatie, en dat de klachten van de verzoeker niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad bevestigt dat de Rechtbank de vordering terecht heeft toegewezen, te rekenen vanaf 20 november 2000, en dat de termijn van zes maanden niet eerder had moeten ingaan.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en bevestigt de beschikking van de Rechtbank. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president en een aantal raadsheren, en openbaar uitgesproken op 2 maart 2001.