ECLI:NL:HR:2000:AA8309

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
35195
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • G.J. Zuurmond
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • D.G. van Vliet
  • P. Lourens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslag vennootschapsbelasting en beoordeling van stille reserves

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een aanslag in de vennootschapsbelasting die aan de besloten vennootschap X B.V. is opgelegd voor het jaar 1994, met een belastbaar bedrag van € 2.741.126. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, maar het Hof heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de aanslag verminderd tot nihil. De Staatssecretaris heeft hiertegen cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat artikel 16 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 geen ruimte biedt voor heffing over de stille reserves die ultimo 1994 in de dochtervennootschappen aanwezig zijn. Belanghebbende heeft niet opgehouden uit haar onderneming in Nederland belastbare winst te genieten, en de tekst van artikel 16 staat geen heffing toe in gevallen waarin via dochtervennootschappen sprake is van een verplaatsing van ondernemingsactiviteiten.

De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de proceskosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 2.840 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is op 15 november 2000 uitgesproken door de Hoge Raad der Nederlanden, Derde Kamer, en is vastgesteld door vice-president R.J.J. Jansen en de overige raadsheren.

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden
D e r d e K a m e r
Nr. 35.195
15 november 2000
JMH
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën te-gen de uit-spraak van het Ge-rechts-hof te Amsterdam van 2 februari 1999 be-tref-fen-de na te melden aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V., te Z, opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ¦ 2.741.126,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Be-lang-heb-ben-de is te-gen die uitspraak in be-roep ge-ko-men bij het Hof, dat het beroep gegrond heeft verklaard en de aanslag heeft verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van nihil. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen 's Hofs uit-spraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestre-den.
De Advocaat-Generaal Van Kalmthout heeft op 31 mei 2000 geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Staatssecretaris heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel van cassatie
Het Hof heeft geoordeeld dat artikel 16 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) geen ruimte biedt voor heffing over de stille reserves die ultimo 1994 in de beide dochtervennootschappen aanwezig zijn nu belanghebbende niet is opgehouden uit haar onderneming, waaruit de in geschil zijnde (nog) niet belastbare voordelen afkomstig zijn, in Nederland belastbare winst te genieten, en voorts de tekst van artikel 16 van de Wet niet toestaat dat het artikel toepassing vindt in gevallen als hier aan de orde waarin via de dochtervennootschappen sprake is van een verplaatsing van een deel van de ondernemingsactiviteiten.
Het middel, dat zich tegen deze oordelen keert, faalt. Mede in aanmerking genomen hetgeen de Advocaat-Generaal in de onderdelen 3.4.1 tot en met 3.4.3 van zijn conclusie heeft opgemerkt omtrent onderdeel 5 van het middel, zijn deze oordelen juist.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op ¦ 2.840,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is op 15 november 2000 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren G.J. Zuurmond, F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet en P. Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt ter zake van het door hem ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van ¦ 340,--.