ECLI:NL:HR:2001:AB2927
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag vennootschapsbelasting en fiscale eenheid
In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting die aan belanghebbende, X B.V., is opgelegd over het jaar 1993. De aanslag, ter hoogte van ƒ 2.304.122, werd na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd. Hierop heeft belanghebbende beroep aangetekend bij het Gerechtshof, dat het beroep gegrond verklaarde en zowel de uitspraak van de Inspecteur als de navorderingsaanslag vernietigde. De Staatssecretaris van Financiën heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L.F. van Kalmthout, die op 30 mei 2001 tot ongegrondverklaring van het beroep had geconcludeerd, gevolgd. De Hoge Raad verklaarde het beroep van de Staatssecretaris ongegrond en veroordeelde hem in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op ƒ 1420 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De Hoge Raad heeft in zijn oordeel ook de middelen van de Staatssecretaris beoordeeld. Middel I, dat betrekking had op de toepassing van de 16e standaardvoorwaarde voor de fiscale eenheid, faalde omdat het Hof terecht oordeelde dat er geen sprake was van het verschuiven van een stille reserve. Middel II, dat stelde dat de activa en passiva van C BV aan het einde van het boekjaar op hun waarden in het economische verkeer dienden te worden gesteld, werd eveneens verworpen. De Hoge Raad concludeerde dat belanghebbende niet was opgehouden uit de onderneming in Nederland belastbare winst te genieten.
Het arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet, P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en is openbaar uitgesproken op 14 december 2001.