ECLI:NL:HR:2000:AA8106
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- J.B. Fleers
- P.C. Kop
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aansprakelijkheid voor kansspelbelasting door voormalig bestuurder
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 november 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Ontvanger van de Belastingdienst en een voormalig bestuurder van Rekrea, [verweerster]. De Ontvanger had [verweerster] gedagvaard voor de Rechtbank te Dordrecht, waarbij hij vorderde dat zij zou worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van ƒ 119.158,--, of subsidiair ƒ 34.551,--, vermeerderd met invorderingsrente. De Rechtbank wees de vordering af, en het Gerechtshof te 's-Gravenhage bekrachtigde dit vonnis in zijn arrest van 20 augustus 1998. De Ontvanger stelde hiertegen cassatie in.
De Hoge Raad oordeelde dat de vordering van de Ontvanger was gebaseerd op de stelling dat [verweerster] aansprakelijk was voor de verschuldigde kansspelbelasting over de periode waarin zij bestuurder was van Rekrea. De Hoge Raad volgde de conclusie van de Advocaat-Generaal Wesseling-van Gent, die tot verwerping van het beroep strekte. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat [verweerster] niet kon worden verweten dat de kansspelbelasting niet was voldaan, omdat de verschuldigdheid van deze belasting gedurende de relevante periode onzeker was. De fiscus had immers in die periode akkoord gegaan met de aangifte en afdracht van omzetbelasting door Rekrea.
De Hoge Raad concludeerde dat de oordelen van het Hof niet blijk gaven van een onjuiste rechtsopvatting en dat de klachten van de Ontvanger in cassatie niet konden slagen. De Ontvanger werd in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van [verweerster] werden begroot op ƒ 1.993,90 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.