ECLI:NL:GHARN:2012:BW3209

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
18 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-000376-11
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord op tante met DNA-match en bedreigingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 18 april 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die beschuldigd werd van moord op zijn tante, [slachtoffer], en van meerdere bedreigingen. De verdachte heeft op 20 januari 2010 zijn tante in haar woning in [plaatsnaam A] vermoord door haar meerdere keren met een scherp voorwerp te steken. De doodsoorzaak werd vastgesteld als bloedverlies door meervoudig steekletsel. Het hof heeft vastgesteld dat er geen sporen van braak waren en dat het slachtoffer haar moordenaar waarschijnlijk zelf heeft binnengelaten, wat wijst op een bekende relatie. De verdachte verkeerde in financiële nood en had eerder contact met zijn tante over geld. Het hof heeft ook DNA-bewijs overwogen, waarbij een match werd gevonden tussen het DNA van de verdachte en sporen op de kleding van het slachtoffer. De verdachte heeft zijn betrokkenheid ontkend en verschillende alternatieve scenario's gepresenteerd, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor zijn schuld. Naast de moord werd de verdachte ook beschuldigd van bedreigingen aan het adres van zijn moeder en anderen, waarbij hij hen intimideerde en onder druk zette. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 jaar, waarbij de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar hebben meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

arrest
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector strafrecht
Parketnummer: 21-000376-11
Uitspraak d.d.: 18 april 2012
TEGENSPRAAK
PROMIS
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 25 januari 2011 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 05-900082-10 en 05-702992-10, tegen
[verdachte]
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 25 november 2011 en 21 maart 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden, mr J. Boksem en mr G.C. Pol, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
parketnummer 05-900082-10
1.
primair
hij op of omstreeks 20 januari 2010 te [plaatsnaam A], gemeente [plaatsnaam B], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, die [slachtoffer] een of meerdere malen met een mes, althans met een scherp voorwerp, in het lichaam hebben/heeft gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
subsidiair
hij op of omstreeks 20 januari 2010 te [plaatsnaam A], gemeente [plaatsnaam B], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk die [slachtoffer] een of meerdere malen met een mes, althans met een scherp voorwerp, in het lichaam hebben/heeft gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van de maand december 2009 tot en met 20 januari 2010 te [plaatsnaam C] en/of te [plaatsnaam D] en/of te [plaatsnaam E] en/of te [plaatsnaam F] en/of (elders) in Nederland,
- [aangeefster 1] (moeder van verdachte)
- [aangever 2] (advocaat van [aangeefster 1])
- [getuige 1] (in dienstbetrekking werkzaam bij [aangeefster 1]),
(telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte (telkens) opzettelijk
- die [aangeefster 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "ik kom naar je toe en kom je strot doorsnijden", en/of -om zijn woorden kracht bij te zetten- meerdere sms-berichtjes van/met een dreigende/intimiderende en/of beledigende aard en/of strekking heeft gestuurd naar die [aangeefster 1] (en/of haar familie) en/of
- [getuige 2] (receptioniste op kantoor [naam kantoor]) dreigend de woorden heeft toegevoegd (bestemd voor en ter kennis gekomen van die [aangever 2]): "wilt U doorgeven dat wij zijn knieschijven eruit schieten"? en/of "zet maar op de mail dat wij zijn knieschijven eruit schieten" en/of
- die [getuige 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "ik kom jou met een aantal mensen verbouwen",
althans voornoemd(e) perso(o)n(en) (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking heeft toegevoegd;
3.
hij op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 31 december 2009 tot en met 8 januari 2010 te [plaatsnaam C] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk
- een ruit van een woning aan de [straatnaam A + huisnummer] te [plaatsnaam C (31 december 2009) en/of
- een of meer ruiten van een woning aan de [plaatsnaam A + huisnummer] te [plaatsnaam C] en/of een of meer ruiten van een auto met kenteken [kenteken] (8 januari 2010),
in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt,
- door toen (31 december 2009) aldaar een steen, althans enig voorwerp, door die ruit te gooien en/of
- door toen (8 januari 2010) aldaar die ruiten met een moker, althans met enig voorwerp, kapot te slaan, althans die ruiten (met enig voorwerp) te forceren;
4.
hij in of omstreeks de periode van de maand oktober 2009 tot en met 20 januari 2010 te [plaatsnaam C], [plaatsnaam D] en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster 1] (moeder van verdachte), in elk geval van een ander, met het oogmerk die [aangeefster 1], in elk geval die ander, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door (telkens) personen uit de familie-/kennissenkring van die [aangeefster 1] te benaderen om hem, verdachte, in contact te brengen met die [aangeefster 1] (welke benaderingen die [aangeefster 1] -telkens - ter kennis zijn gekomen) en/of door (telkens) die [aangeefster 1] te bellen en/of sms-berichtjes naar die [aangeefster 1] te sturen en/of zich tijdens/in die gesprekken en/of sms-berichtjes beledigend en/of bedreigend en/of intimiderend te uiten en/of door (telkens) vernielingen te plegen, onder meer hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s):
- een aantal personen, onder wie [slachtoffer], [getuige 3], [getuige 4], [getuige 5], [getuige 6], [getuige 7] en/of [getuige 8], hebben/heeft benaderd
- meerdere sms-berichtjes naar die [aangeefster 1] hebben/heeft gestuurd, waaronder sms-berichtjes met de volgende inhoud/strekking:
# "ik hoorde dat je ruiten van de week zijn ingegooid. Is [naam] zo boos?xxx" (1 januari 2010)
# "Zouden jullie wat harder willen praten? Onze richtmicrofoons doen het niet zo goed" (1 januari 2010)
# "Geile stem, eerlijk is eerlijk" (1 januari 2010)
# "Waar zit U toch? Steentje dan maar bij Ome [naam]"? (2 januari 2010)
# "Belachelijk zoals je doet, ik hoop dat je trots bent op je zelf, [naam verdachte]" (3 januari 2010)
# "[naam] met zijn dikke pik krijgt bezoek. Groetjes uit [plaatsnaam G]" (3 januari 2010)
# "[naam] is een flikker, hij heeft nieuwe vijanden..." (3 januari 2010)
# "Heb je weer visite? Bekend gezicht! Gabbertjes" (3 januari 2010)
# "Ha..haha wat ben je toch een stom wijf! Zullen [plaatsnaam B] even inlichten... gabbertjes" (7 januari 2010)
# "Hoerige stem. Tot vanavond" (7 januari 2010)
# "Heb je [naam] nog gepijpt toen [naam] in het ziekenhuis lag"? (7 januari 2010),
- die [aangeefster 1] aanhoudend hebben/heeft gebeld, onder meer op 7 en/of 8 januari 2010,
- die [aangeefster 1] op 27 december 2009 verbaal/telefonisch hebben/heeft bedreigd ("ik kom naar je toe en kom je strot doorsnijden"),
- een steen/voorwerp door een ruit van de woning ([straatnaam A + huisnummer]) van die [aangeefster 1] hebben/heeft gegooid op 31 december 2009,
- meerdere ruiten van de woning ([straatnaam A + huisnummer]) en/of een aantal ruiten van een auto van die [aangeefster 1] met een moker/voorwerp kapot hebben/heeft geslagen op 8 januari 2010;
parketnummer 05-702992-10
hij op of omstreeks 17 juni 2010, in het arrondissement [plaatsnaam G] en/of in het Arrondissement [plaatsnaam H], althans in Nederland (snelweg A10, route [plaatsnaam G-plaatsnaam H]) [aangever 3], [aangever 4] en/of [aangever 5] (-allen- werkzaam bij Dienst Vervoer en Ondersteuning) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend -gezeten, samen met die [aangever 3], die [aangever 4] en/of die [aangever 5], in een (rijdende) auto (Mercedes Viano) - met kracht een ruit van die auto kapot/eruit heeft getrapt en/of zijn, verdachtes, veiligheidsgordel kapot heeft getrokken en/of zich op die [aangever 3] heeft geworpen, althans (daarbij) op die [aangever 3] is beland, en/of (vervolgens) heeft gegraaid naar het dienstwapen van die [aangever 3] (die zich in een benarde positie bevond) en/of heeft getracht dat dienstwapen te pakken en/of (daarbij) een of meerdere malen dreigend de woorden heeft geroepen/gezegd: "Ik pak je wapen" en/of "ik wil het wapen hebben", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs1
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 05-900082-10 onder 1 primair tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende dat niet ter discussie heeft gestaan, in overeenstemming met de door de rechtbank gebezigde bewoordingen vastgesteld.
1. Op 20 januari 2010 wordt [slachtoffer],
geboren [geboortedatum], in de woning gelegen aan de [straatnaam B + huisnummer] te [plaatsnaam A], gemeente [plaatsnaam B], in de woonkamer, nabij de ingang naar de keuken, op haar rug liggend, levenloos aangetroffen door [getuige 3], haar echtgenoot.2
2. Haar lichaam vertoonde (merendeels) bij leven toegebrachte verwondingen, te weten een zwelling aan de linkerzijde van het gezicht, een gebroken jukbeen, een kneuzing op het achterhoofd (mogelijk door een val op de grond), een breuk van het strottenhoofdhoorntje, én 123 à 134 scherprandige wonden die veroorzaakt zijn door een éénsnijdig voorwerp, in de hals, de rug met een doorsteek naar de linkerlong, borst met perforatie naar de linkerlong, hartzakje, hartkamer en linkerbuikwand.5
3. De doodsoorzaak is bloedverlies en belemmering van de hartfunctie door meervoudig steekletsel.6
4. Sporenonderzoek in en rondom de woning heeft uitgewezen dat het lichaam van het slachtoffer niet is verplaatst; zij is verwond en overleden op de plaats waar ze gevonden is. In de woning zijn geen sporen van braak aangetroffen.7
Standpunt advocaat-generaal en verdediging
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat het verdachte is geweest die [slachtoffer] heeft gedood. Op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van de verwondingen is bovendien geconcludeerd dat er sprake was van voorbedachte raad en dus van moord.
Namens verdachte is betoogd dat verdachte niet de dader was. Voor zover er bewijsmiddelen zijn die in zijn richting zouden kunnen wijzen, zijn diezelfde bewijsmiddelen ook inpasbaar in andere scenario's, waarin verdachte geen rol speelt. Voorts is betoogd dat het onderzoek niet volledig is geweest. Andere scenario's zouden niet uitputtend zijn onderzocht. Voor zover in het namens verdachte gevoerde bewijsverweer nog uitdrukkelijk onderbouwde standpunten zijn ingenomen, zullen die in het navolgende worden besproken.
Oordeel van het hof
In het navolgende zal zo veel mogelijk worden aangesloten bij de door de rechtbank gebruikte bewoordingen, voor zover het hof zich daarmee verenigt.
1. Tijdstip overlijden slachtoffer
De patholoog-anatoom heeft vastgesteld dat het slachtoffer rond 15.45 uur is overleden met een 95 % marge van 13.00 tot 18.00 uur.8
De echtgenoot van het slachtoffer, [getuige 3], heeft verklaard dat hij op 20 januari 2010 zijn woning samen met de getuige [getuige 9] omstreeks 15.00 uur heeft verlaten; het slachtoffer bleef alleen in de woning achter.9 [getuige 9] heeft verklaard dat hij op 20 januari 2010 rond 15.05 uur met zijn auto, een blauwe Jaguar naar de woning van [getuige 3] is gegaan. Nadat hij even binnen was geweest en met het slachtoffer had gepraat, is hij samen met [getuige 3] in diens auto vertrokken.10
[getuige 10] - een dochter van [getuige 3] en het slachtoffer - heeft verklaard dat zij op 20 januari 2010 omstreeks 16.30-16.45 uur met een bos tulpen bij de woning van haar ouders is gearriveerd. De achterdeur was dicht en op haar aanbellen werd niet opengedaan. Uit de omstandigheid dat het lampje dat beweging in de woonkamer registreert gewoon groen bleef, leidde zij af dat haar moeder niet thuis was.11
En ten slotte heeft [getuige 11] verklaard dat hij op 20 januari 2010 omstreeks 15.30 uur het slachtoffer heeft zien lopen voor haar woning.12
2. Vaststelling
Op grond van een en ander stelt het hof vast dat het slachtoffer rond 15.45 uur is overleden, met een marge van 15.30 tot 16.30 uur.
3. Biologisch contactspoor
Van de bemonstering (AABJ4503NL#3) van materiaal van de trui van het slachtoffer rondom de steekverwonding E13 is een autosomaal DNA-mengprofiel verkregen met daarin autosomale DNA-kenmerken van minimaal twee personen van wie minimaal één een man is. Het hoofdprofiel kan van het slachtoffer zijn14; de additionele autosomale DNA-kenmerken kunnen van verdachte zijn.15 Er kunnen geen statistische berekeningen worden gemaakt, dat wil zeggen dat niet gezegd kan worden hoe groot de kans is dat het materiaal afkomstig is van een ander dan verdachte.16 De match tussen de additionele autosomale DNA-kenmerken van de bemonstering en het autosomale DNA-profiel van verdachte vindt bevestiging in een Y-chromosomaal DNA mengprofiel dat van de bemonstering is verkregen, omdat dit overeenkomt met het Y-chromosomale DNA-profiel van verdachte.17 Er kan echter niet worden uitgesloten dat het in de bemonstering gevonden Y-chromosomale DNA-mengprofiel van [getuige 4] is.18 De getuige-deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft daarover bij de rechter-commissaris verklaard dat het gevonden Y-chromosomale DNA-profiel, gelet op de overeenkomstige allelen, sterker naar verdachte wijst (conclusie C) dan naar [getuige 4] (conclusie D). Bij verdachte zijn alle kenmerken op één na reproduceerbaar in het DNA-spoor terug te zien.19
Ter terechtzitting in hoger beroep20 is de deskundige dr. A.G.M. van Gorp nogmaals gehoord. Daarbij zijn drie hypothesen naast elkaar gelegd aangaande het aangetroffen autosomale DNA-mengprofiel.
A. Het spoor is afkomstig van het slachtoffer, verdachte en een onbekende derde;
B. Het spoor is afkomstig van het slachtoffer, de broer van verdachte en een onbekende derde;
C. Het spoor is afkomstig van het slachtoffer en twee onbekende derden.
De deskundige heeft aangegeven dat de eerste hypothese vele malen waarschijnlijker is dan de andere twee, ook zonder statistische onderbouwing21.
De vraag of het spoor tijdens een eerder contactmoment veroorzaakt kan zijn, is onderzocht. Voor zover bekend is geworden is er tussen verdachte en het slachtoffer jarenlang geen contact geweest.22 De eerste (telefonische) contacten kunnen worden geplaatst op 21 november 2009. Voorafgaand aan 20 januari 2010 heeft verdachte, voor zover bekend is geworden, alleen op 4 december 2009 het slachtoffer bezocht.23 De mogelijkheid dat op die dag het spoor is ontstaan acht het hof niet aannemelijk. Het spoor is, zo is beschreven in een NFI-rapportage,24 aangetroffen op het voorpand van het truitje van het slachtoffer ter hoogte van de borst/buik en ter plaatse van de beschadiging aangeduid met de letter E. Het hof acht deze locatie, gezien de niet-vertrouwelijke relatie tussen verdachte en slachtoffer geen voor de hand liggende voor het achterlaten van een biologisch contactspoor. Bovendien zijn diverse familieleden bevraagd omtrent het truitje. Zij weten geen van allen welke kleding het slachtoffer droeg op 4 december 2009, maar wijzen wel op de uitgebreide garderobe van het slachtoffer. Dochter [getuige 10] kent "niemand met zo veel kleding".25 Dochter [getuige 12] verklaart dat haar moeder wel 50 tot 60 truien had voor het winterseizoen.26 [getuige 13] vindt het lastig om het truitje te herkennen omdat zijn moeder erg veel kleren bezat.27Ook mevrouw [getuige 14] verklaart: "Ze had zoveel kleding".28 Het truitje wordt door geen van allen herkend als een (vaak) door het slachtoffer gedragen kledingstuk. In geen van deze feiten en omstandigheden vindt het hof steun voor de stelling van de verdediging dat het contactspoor bij de ontmoeting op 4 december 2009 zou zijn achtergelaten.
4. Vaststelling naar aanleiding van gevonden DNA-spoor
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen stelt het hof vast, dat het verkregen spoor een daderspoor kan zijn gezien de plek waar bemonsterd is, dat verdachte de donor van dit spoor kan zijn en dat er geen ander contactmoment aannemelijk is geworden waarbij verdachte dit spoor zou kunnen hebben achtergelaten, voorafgaand aan het moment van het misdrijf. Dat verdachte (één van) de donor(en) is van dit spoor, is vele malen waarschijnlijker dan dat dat afkomstig zou zijn van zijn broer en een willekeurige onbekend gebleven derde dan wel van twee onbekend gebleven personen.
5. Omstandigheden van verdachte in de periode voorafgaand aan delict
Verdachte heeft het volgende verklaard over de familierelatie: "Hoe kan er in godsnaam een duurzame vrede ontstaan, als er geen sprake is van gelijke behandeling (...). Op het moment dat er sprake zou zijn van gelijke behandeling, dan zou dat betekenen dat ik net als mijn broer en mijn zus ook een rijk man ben. Dat ik ook een groot huis heb en een grote auto en dat soort dingen".29 De moeder van verdachte heeft verklaard dat verdachte - na jaren geen contact met haar te hebben gehad - in oktober 2008 weer contact met haar opnam. Ze heeft verder verklaard: "Sinds maart 2009 heb ik de huur betaald voor [verdachte] (verdachte). De beurs was ingestort en hij had niks meer. Ik betaalde alles voor ze (...)".
Op 9 februari 2009 is zij op bezoek geweest bij verdachte. " Op de terugweg, eigenlijk binnen al, realiseerde ik me dat het mis was. Vanaf toen is hij mij dagelijks gaan bellen. Hij vond dat hij oneerlijk behandeld was" (...). "Ik kreeg van die vervelende mailtjes en sms-jes waarin hij zei: wanneer ben je thuis, ik heb een stapel rekeningen, je moet weer lappen. Het gaat in ieder geval altijd over geld."30
[getuige 3], echtgenoot van het slachtoffer verklaart dat hij op 20 januari 2010 via de luidspreker tegenwoordig was bij een telefoongesprek tussen verdachte en het slachtoffer, en verklaart daarvoor als volgt: "Ik (...) hoorde dat hij riep dat hij geld nodig had en dat hij het van zijn moeder niet kreeg en dat hij vriendjes in de onderwereld had."31
De broer van verdachte heeft, zakelijk weergegeven, verklaard: "[verdachte] is van mening dat het bij de verdeling van de erfenis niet goed is gegaan.(....). Na de stilte begon [verdachte] weer contact te zoeken (...). Het kwam er op neer dat [verdachte] de huur niet meer kon betalen en dat er onbetaalde rekeningen waren en mijn moeder moest die maar even gaan betalen. (...) Mijn moeder werd gewoon bestookt. (...) [verdachte] wilde een substantieel bedrag hebben. (...)"32. De zuster van het slachtoffer heeft verklaard: "[verdachte] (...) heeft zich altijd achtergesteld gevoeld in de familie en denkt dat hij financieel minder heeft gehad dan de rest. (...) Mijn zus heeft mij verteld dat er hierdoor een verstoorde relatie is tussen [verdachte] en zijn moeder en ook wel met de rest van de familie."33
Het hof trekt uit deze verklaringen de conclusie dat verdachte in onmin leefde met zijn familie. Na een aantal relatief contactloze jaren was (minstgenomen: mede) zijn financiële situatie voor verdachte aanleiding om de contacten weer aan te halen. Dit leidde tot grote spanningen in de familie, mede doordat verdachte een reeks van (intimiderende) delicten pleegde, die erop gericht waren zijn moeder onder druk te zetten en haar ertoe te brengen geld ter beschikking te stellen. De in dat verband bewezen te verklaren en deels door verdachte bekende feiten betreffen onder meer de vernieling aan haar woning, het uiten van ernstige bedreigingen aan het adres van haar en haar raadsman en belaging van zijn moeder via sms en telefoon in de periode kort voorafgaand aan 20 januari 2010.
Tijdens de voorlopige hechtenis maakte verdachte zich op 17 juni 2010 schuldig aan een ernstige bedreiging van medewerkers van DV&O. Dit laatste feit pleegde verdachte naar zijn zeggen omdat hij niet naar het Pieter Baan Centrum wilde.34
Uit het vorenoverwogene komt verdachte naar voren als een man, die willens en wetens een voor zijn naaste omgeving bedreigende situatie in het leven roept met de bedoeling dat deze hem financieel of anderszins tegemoet komt, en die binnen die gespannen verhoudingen geweld en ander grensoverschrijdend gedrag niet schuwt om zijn wensen kracht bij te zetten en om zijn doel te bereiken.
6. Plaatsbepaling van verdachte op 20 januari 2010 op tijdstip overlijden
Op beelden van camera's opgesteld bij de shop en de uitrit van het Shellstation aan de A2 te [plaatsnaam I] van 20 januari 2010 is te zien dat verdachte om 14.36 uur de shop inloopt en deze om 14.39 uur verlaat. Om 14.42 uur draait de Peugeot 407 met kenteken [kenteken], waarin verdachte die middag reed35, de autosnelweg A2 op.36 De tijd, die nodig is om vanaf dit Shellstation naar de [straatnaam B + huisnummer] te [plaatsnaam A] te rijden via de route die verdachte heeft aangegeven te hebben gereden37 bedraagt 59 minuten.38
Volgens de historische printgegevens heeft het bij verdachte in gebruik zijnde toestel met bijbehorende SIM-kaart (IMEI-nummer [IMEI-nummer]39en telefoonnummer [telefoonnummer]40) voor het laatst contact gehad via de zendmast aan de [straatnaam C + huisnummer] te [plaatsnaam B], ongeveer drie km van de [straatnaam B + huisnummer] te [plaatsnaam A]. Daarna is er geen verbinding meer met dit toestel of dit nummer [telefoonnummer] geweest.41
Verdachte, woonachtig in [plaatsnaam D]42 heeft verklaard dat hij op 20 januari 2010 rond het tijdstip, waarop het slachtoffer om het leven is gebracht, met zijn auto op de [straatnaam B] te [plaatsnaam A] heeft gereden.43
7. Verdachte in de woning [straatnaam B + huisnummer] op 20 januari 2010?
[getuige 3] heeft verklaard dat verdachte op 19 en 20 januari 2010 langdurig telefoneert met het slachtoffer over zijn problemen, zijn geldnood en zijn wens dat het slachtoffer een bemiddelende rol op zich neemt om het contact tussen zijn moeder en hem te herstellen. Verdachte bevestigt die gesprekken.44
Op 20 januari 2010 belt het slachtoffer om 12.04 uur uit naar verdachte - dat had zij hem in het telefoongesprek op 19 januari 2010 beloofd - en om 13.24 uur belt verdachte haar terug. Een "wanhoopsdaad"45 noemt verdachte dit. In deze telefoongesprekken komen onder meer aan de orde: het persoonlijk komen afgeven van papieren aan het slachtoffer, (iets wat zij afraadt, omdat verdachte ze ook op de post kan doen en verdachte zich op die manier een dure autorit van [plaatsnaam D] naar [plaatsnaam A] bespaart), en een betaling van 500 euro aan verdachte, die even "genoeg"46 was, omdat hij daarmee "geholpen"47 zou zijn.48 Het desbetreffende telefoongesprek vond om 13.24 uur plaats. Uit het feit dat verdachte rond 14.30 uur in het tankstation in [plaatsnaam I] aanwezig is, leidt het hof af dat verdachte kort na beëindiging van het telefoongesprek in zijn auto is gestapt om naar [plaatsnaam A] te rijden. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij de desbetreffende papieren tijdens zijn rit in [plaatsnaam A] bij zich had, maar ontkent dat hij de reis naar [plaatsnaam A] ondernam om daar de papieren af te geven of zijn tante te bezoeken. 49 Ter terechtzitting in hoger beroep verklaart verdachte dat hij de reis heeft ondernomen omdat hij iemand in [plaatsnaam B] moest spreken, maar bijzonderheden daarvan heeft verdachte geweigerd te verstrekken.
In [plaatsnaam A] rijdt verdachte over de [straatnaam B] en passeert daarbij de daaraan gelegen woning van het slachtoffer. Naar eigen zeggen kiest hij die route, omdat dat een logische sluiproute zou zijn naar het huis van zijn moeder aan de [straatnaam A] te [plaatsnaam B], waar hij de schade ten gevolge van het incident van 8 januari 2010 wilde bekijken. Bij dat incident waren de ruiten van zijn moeders huis ingeslagen.50 Verdachte verklaart dat hij niet de intentie had om de papieren aan het slachtoffer af te geven en stelt haar huis aan de [straatnaam B] zonder te stoppen voorbijgereden te zijn, temeer daar hij in het voorbijgaan zag dat zijn broer juist de woning van het slachtoffer verliet in gezelschap van een onbekende man.
Wat daarvan zij, in het licht van de financiële nood van verdachte, en het enkele uren tevoren gevoerde telefoongesprek, waarin hij het slachtoffer voorstelde de papieren diezelfde middag nog te brengen en mede gelet op zijn dwangmatige optreden eind 2009 en in januari 2010 acht het hof het onwaarschijnlijk dat verdachte de woning van het slachtoffer is gepasseerd zonder te trachten de papieren af te geven en nogmaals bij haar te proberen aan geld te komen. Dat verdachte zeer waarschijnlijk een bezoek aan het slachtoffer heeft gebracht op 20 januari 2010 rond 15.42 uur vindt steun in de navolgende feiten en omstandigheden, die erop wijzen dat het slachtoffer haar moordenaar zelf heeft binnengelaten en dat deze voor haar geen vreemde was.
Onderzoek in en rondom de woning heeft geen sporen van braak opgeleverd51; er zijn geen waardevolle spullen verdwenen.52
De getuigen [getuige 3]53, [getuige 10]54, [getuige 4]55 en [getuige 14]56 verklaren allen dat het slachtoffer nooit de deur open zou doen voor iemand die ze niet kende, voor een vreemde dus. Zij wordt omschreven als een angstige vrouw, die een wat teruggetrokken leven leidde.
Op de plaats delict is op een bijzettafeltje naast de bank een omgevallen koffiekopje aangetroffen waar koffie in heeft gezeten. Op de zijkant van de linkerleuning van de bank zaten verse koffievlekken en er is koffie vanuit het kopje op het tapijt gestroomd.57 Tevens stond er in de keuken een schone koffiemok klaar onder het nespressoapparaat en op het aanrecht lag een volle nespresso-capsule klaar.58 Dat alles wijst erop dat het slachtoffer een bekende heeft getroffen, die zij koffie heeft geserveerd.
Getuige [getuige 10]59 heeft verklaard dat het slachtoffer altijd in de linker rode stoel zat en nimmer op de bank; daar liet zij het bezoek plaatsnemen. De plaats waar het koffiekopje is aangetroffen komt met die positie overeen.
8. Vaststellingen
Het hof stelt op basis van het hiervoor onder 6 en 7 weergegeven bewijsmateriaal vast dat verdachte op het vermoedelijke tijdstip van het overlijden van het slachtoffer in ieder geval in de directe nabijheid van haar woning was. Voorts was er in de periode voorafgaand aan dat overlijden intensief contact tussen slachtoffer en verdachte over de acute geldnood van verdachte. Die geldnood is overigens door verdachte ter terechtzitting van het hof betwist. Daar zal later in dit arrest nog op worden ingegaan. Het hof acht het onaannemelijk dat verdachte zich niet bij de woning van zijn tante gemeld zou hebben te meer daar hij de daar af te geven papieren bij zich had.
9. Verklaringen verdachte en alternatieve scenario's
In het pleidooi zijn namens de verdachte alternatieve scenario's geschetst rond het overlijden van het slachtoffer. Daarbij worden uit het voorhanden bewijsmateriaal bewijsmiddelen geput die zouden kunnen stroken met het gesuggereerde scenario. Vervolgens wordt aan de hand van deze scenario's gesteld dat de aan het hof voorliggende bewijsvraag niet of met onvoldoende zekerheid te beantwoorden is. De verdediging lijkt er daarbij van uit te gaan dat de voorliggende vraag is: wie heeft het slachtoffer om het leven gebracht? Dat suggereert dat niet tot een bewezenverklaring zou kunnen worden overgegaan als er in de ogen van de verdediging nog "open einden" zouden zijn, hoe theoretisch ook. Dit miskent echter dat in het strafproces moet worden vastgesteld of er voldoende wettige bewijsmiddelen zijn die de tenlastelegging ondersteunen. En vervolgens moet worden vastgesteld of die bewijsmiddelen het rechtsprekend college de overtuiging brengen dat verdachte het tenlastgelegde heeft begaan.
Een door verdachte met nadruk gepresenteerd alternatief scenario is dat zijn broer [getuige 4] het misdrijf heeft begaan. Verdachte heeft verzoeken gedaan om dit scenario nader te onderzoeken. Kort gezegd is aangevoerd dat er in het politieonderzoek naar dat scenario open einden zijn blijven liggen. De verzoeken zijn gericht op verder onderzoek naar die vermeende open einden. Het scenario dat broer [getuige 4] het tenlastegelegde heeft begaan, is naar het oordeel van het hof echter al door de politie uitgerechercheerd en redelijkerwijs uitgesloten. Het resultaat ervan heeft uit een oogpunt van opsporing geen nieuwe gezichtspunten opgeleverd over het tenlastegelegde feit, noch enig relevant aanknopingspunt voor nader onderzoek. Het onderzoek naar dit mogelijke scenario heeft geen begin van aannemelijkheid opgeleverd, zodat voor verdere recherche de noodzaak ontbreekt. Van enige aannemelijkheid van dit of een ander alternatief scenario moet immers wel blijken.
Hetzelfde geldt voor het door de raadsman ter zitting geschetste alternatieve, zij het door hem nadrukkelijk als theoretisch aangemerkte, scenario. De raadsman heeft dit scenario onderbouwd met naar zijn zeggen alle bewijsmiddelen die beschikbaar zijn. Hieruit zou blijken dat deze bewijsmiddelen zich niet verzetten tegen een scenario dat de echtgenoot van het slachtoffer de dader zou zijn. De raadsman heeft hiermee willen aangeven dat de bekende feiten te onbepaald zijn om zijn cliënt te veroordelen. Het hof merkt hier over op dat dit scenario zich op de eerste plaats niet verdraagt met de verklaring van getuige [getuige 9] dat [getuige 3] die middag met hem in de auto van [getuige 3] is gestapt en met hem is vertrokken. Enige reden dat deze verklaring niet betrouwbaar zou zijn, is niet gesteld of gebleken. In de tweede plaats geldt ook hier dat een theoretisch alternatief scenario op zichzelf niet in de weg staat aan bewezenverklaring jegens verdachte. Van een begin van aannemelijkheid is ook bij dit alternatieve scenario geen sprake.
Over de proceshouding van verdachte overweegt het hof het volgende. Op belangrijke punten in zijn verklaringen heeft verdachte gezwegen over zaken die hem - indien verdachte daar onderzoek naar zou mogelijk maken - zouden kunnen ontlasten. Het hof denkt hierbij met name aan het niet noemen van de naam van de man in [plaatsnaam B] die verdachte volgens hem op de dag van het feit bezocht zou hebben, het niet noemen van de naam van de man die volgens hem in [plaatsnaam G] in een voertuig weggereden zou zijn met daarin de jas en de telefoon van verdachte en het zwijgen over de door verdachte gestelde beschikbaarheid van geld voor verdachte in [plaatsnaam G]. Verdachte heeft redenen aangegeven voor het niet prijsgeven van deze informatie. Het zou namelijk gaan om personen uit de onderwereld. Verdachte zou repercussies vrezen als hij hun namen zou noemen. In het licht van de zwaarte van de jegens verdachte geformuleerde beschuldigingen, de strafdreiging en de wel bekende drijfveren van verdachte om die dag naar [plaatsnaam A] te reizen (geldgebrek en het afgeven van papieren aan zijn tante) acht het hof die redenen ongeloofwaardig.
De proceshouding van verdachte kenmerkt zich verder door een aaneenschakeling van bijstellingen van eerder afgelegde verklaringen. Die bijstellingen vonden niet zelden plaats nadat verdachte geconfronteerd werd met bewijsmateriaal dat strijdig was met de eerdere verklaring. Daarbij is het het hof opgevallen dat die bijstellingen plaatsvonden langs een vast patroon, waarbij
1) alle niet weerlegbare verklaringen overeind bleven;
2) alle weerlegbare verklaringen aangepast werden;
3) verdachte zweeg op cruciale punten die verdachtes verklaringen controleerbaar zouden maken (man in [plaatsnaam B], man in [plaatsnaam G], geld in [plaatsnaam G]).
9.1 De verblijfplaats van verdachte
9.1.1 Verklaringen verdachte
In zijn eerste verklaring (21 januari 2010) verklaart verdachte dat hij op 20 januari 2010 in de middag in [plaatsnaam G] is geweest. In zijn derde verklaring (op 23 januari 2010) verklaart hij dat hij in de middag van de 20e januari over de [straatnaam B] te [plaatsnaam A] is gereden. Hij verklaart onderweg te zijn geweest naar het huis van zijn moeder aan de [straatnaam A] in [plaatsnaam C] en ook weer via [plaatsnaam B] te zijn teruggereden. Hij zou met niemand contact hebben gehad in [plaatsnaam B]. Via [plaatsnaam B] zou hij naar [plaatsnaam G] zijn gegaan, maar hij wenst niet te verklaren naar wie.60 Hij verklaart tussen 14.00 en 14.30 uur in [plaatsnaam B] te zijn geweest en aan het eind van de middag in [plaatsnaam G] te zijn aangekomen. Daar zou hij 22.00 uur zijn vertrokken om na een bezoekje aan de MacDonalds in [plaatsnaam J] rond middernacht weer thuis te komen.61 Geconfronteerd met het hierna te bespreken telefoongesprek met zijn tante op 20 januari 2010 past verdachte de vertrektijd uit [plaatsnaam D] aan tot na 13.24 uur.62 In het elfde verhoor herhaalt verdachte dat het doel van zijn reis naar [plaatsnaam B] was het zien van het huis van zijn moeder.63 In het twaalfde verhoor herhaalt hij dat hij niemand is tegengekomen.64 In het 19e verhoor (24 juni 2010) verklaart verdachte voor de eerste maal dat hij op 20 januari 2010 om half vier/vier uur een afspraak had met iemand in [plaatsnaam B] en bij die persoon ook even kort gebleven is. Hij wil niet zeggen wie die persoon was.65
9.1.2 Waardering van de verklaringen
Eigener beweging, dus zonder geconfronteerd te zijn met "tegenbewijs" is verdachte gekomen met zijn verklaring dat hij in [plaatsnaam A] geweest is. Zijn oorspronkelijke verklaring over het tijdstip van zijn aanwezigheid in [plaatsnaam A] heeft verdachte aangepast na geconfronteerd te zijn met "tegenbewijs". Niet aangepast heeft hij zijn verklaring over een bezoekje aan de MacDonalds in [plaatsnaam J] hoewel het kenteken van zijn auto niet op camerabeelden ter plaatse is waargenomen.66 Maar dat weerlegt de stelling van verdachte dat hij daar wel was inderdaad niet definitief. Op twee evident cruciale punten houdt verdachte zijn verklaring echter oncontroleerbaar: zijn bezoek aan en de identiteit van de onbekende man in [plaatsnaam G] en evenzo de onbekende man in [plaatsnaam B].
9.2 De gedragen kleding
9.2.1 Verklaringen van verdachte
In zijn derde verklaring (23 januari 2010) heeft verdachte verklaard dat hij de dag van het feit gekleed was in een joggingbroek ("dezelfde welke ik bij mijn aanhouding aan had"), een beige fleece-jack en nike hardloopschoenen.67 In datzelfde verhoor wordt door verdachte dat fleece-jack ("Het fleece-jack dat ik die woensdag heb gedragen heb ik op de slaapkamer uitgedaan") aangewezen als mogelijke vindplaats van een onvindbaar gebleken mobiele telefoon (zie hierna).68 In zijn vierde verklaring (24 januari 2010) bevestigt verdachte dat hij op 20 januari 2010 een joggingbroek droeg.69 In de zevende verklaring (7 februari 2010) verklaart verdachte zich niet meer te herinneren welke kleding hij droeg op de 20e januari en zegt verder alleen te willen verklaren in aanwezigheid van zijn raadsvrouw.70 Toch verklaart hij later in dat verhoor dat de kleren die hij die dag droeg gewoon thuis over de stoel zijn gehangen.71 Geconfronteerd met videobeelden van zijn bezoek aan een Shell-tankstation, waaruit blijkt dat hij andere kleren aan had dan tot dan toe aangegeven, erkent hij op 3 februari 2011 dus kennelijk andere kleren aan te hebben gehad. Hij verklaart dat die kleren thuis zouden moeten liggen. Op de vraag: "Als die kleding daar nu niet blijkt te zijn?" antwoordt verdachte: "Je bedoelt dat ik me in [plaatsnaam G] verkleed heb? Daar ga ik toch niet over vertellen"72 In het elfde verhoor (....) verklaart verdachte dat hij niet weet waar de op de videobeelden gedragen jas is gebleven. "Misschien is die jas in [plaatsnaam G]". Ook van de andere kleding verklaart hij niet te weten waar zijn kleding is.73 In het twaalfde verhoor (17 maart 2010) verklaart verdachte over de kleding: "Ik denk dat het thuis ligt. En stel dat ik mijn jas heb laten slingeren in [plaatsnaam G] ergens, dan kies ik er voor om hier niets over te verklaren".74 In het 13e verhoor (inmiddels 13 april 2010) verklaart verdachte voor het eerst stellig dat hij de jas in [plaatsnaam G] heeft laten liggen.75 Hij wil niet verklaren bij wie. Bovendien weet hij zich nu zelfs te herinneren dat hij het meer besproken fleece-jack na het verlies van zijn jas uit de achterbak van zijn auto heeft gepakt en heeft aangedaan.76 De jas (met mobiele telefoon, zie hierna) zou zijn blijven liggen in een auto van een gevaarlijke crimineel met een hennepkwekerij.77 In datzelfde verhoor suggereert verdachte dat de auto inmiddels in [naam buitenland] zou zijn.78 In het veertiende verhoor (13 april 2010) verklaart verdachte (voor het eerst!) dat de overige kleren die hij droeg op de beelden van het Shell-station gewoon kort na zijn arrestatie door zijn vrouw zijn ingepakt ten behoeve van het detentieverblijf van verdachte en dat de kleren dus "terecht" zijn. Ze waren, zo begrijpt het hof, al die tijd al in bezit van verdachte.79 In het 15e verhoor verklaart verdachte stellig dat de jas is achtergelaten in een auto van een persoon waarvan hij weet dat deze een dag later (het hof begrijpt: 21 januari 2010) naar [naam buitenland] zou gaan.80 Ter terechtzitting van het hof (zowel op 25 november 2011 als op 21 maart 2012) heeft verdachte verklaard de door hem op 20 januari 2010 op het Shell-station gedragen kleding ook ter zitting te dragen.
9.2.2 Waardering van de verklaringen
Bij de waardering van deze verklaringen dient te worden betrokken de verklaring van de echtgenote van verdachte die, geconfronteerd met de beeldopnamen van het bezoek van verdachte aan het eerder genoemde Shell-station verklaart dat verdachte maar één winterjas heeft, namelijk de jas op de video-print, en broeken en schoenen draagt van de "soort" die op het getoonde beeldmateriaal zichtbaar is.81
De verklaring van verdachte dat hij bij zijn aanhouding dezelfde kleding droeg als die welke hij op de middag van 20 januari 2010 aanhad merkt het hof aan als een kennelijk leugenachtige verklaring, afgelegd om de waarheid te bemantelen. De verklaring wordt in de hierna weer te geven zin ook voor het bewijs gebezigd. De leugenachtigheid blijkt uit de bij het eerder genoemde Shell-station gemaakte beelden. Verdachte heeft zijn verklaring pas (expliciet) aangepast na confrontatie met die beelden. Dat verdachte zich, door spanning overmand, tot dat moment vergiste, acht het hof in het licht van het verloop van de verklaringen onaannemelijk.
Over de winterjas is niet te twisten. Verdachte had er maar één. De onvindbaarheid van die jas wordt uiteindelijk door verdachte verklaard met een oncontroleerbaar verhaal. Maar áls zijn verklaring op dit punt in essentie juist zou zijn, is het ondenkbaar dat verdachte het verliezen van zijn jas (en telefoon, zie hierna) en het aantrekken van een fleece-jack uit de achterbak van zijn auto in de weken, waarin hij intensief werd verhoord, zou zijn vergeten, terwijl hem daar bij herhaling vragen over zijn gesteld. Over de andere kleding valt in theorie te twisten. Hoewel verdachte verklaard heeft de gedragen kleding op de slaapkamer over een stoel te hebben gehangen, en de kleding, die hij in het Shell-station droeg niet op de stoel is aangetroffen,82 valt in theorie niet uit te sluiten dat die kleding thuis door zijn vrouw is ingepakt en later aan verdachte is afgegeven. Zijn echtgenote heeft immers op 22 januari 2010 kleding aan het politiebureau te [plaatsnaam B] gebracht, die niet door de arrestantenzorg is beschreven83. Op die dag is door de verhorende ambtenaar ook gezien dat verdachte andere kleding droeg, dan tijdens eerdere verhoren.84 De latere verklaringen van verdachte passen in dit "gat". De theoretische mogelijkheid, dat de op 20 januari 2010 gedragen kleding zich vanaf dat moment weer in bezit van de inmiddels gedetineerde verdachte bevond, is in het licht van het hiervoor vermelde evenwel onaannemelijk. Allereerst, omdat die kleding dan door de politie bij de inbeslagneming over het hoofd zou moeten zijn gezien. In de tweede plaats omdat verdachtes echtgenote aan verdachte dan geen schone, maar gedragen kleding afgegeven zou hebben. Ten derde omdat verdachte tot het moment, waarop hij met de videoprint van zijn bezoek aan het Shell-station is geconfronteerd, heeft volgehouden op 20 januari een joggingbroek gedragen te hebben, terwijl hem op 22 januari al de kleding zou zijn gebracht, waarvan hij thans verklaart dat hij die op 20 januari gedragen zou hebben. Tussen het zien van de Shell video-print en de verklaring van verdachte dat hij de nog steeds vermiste kleding in zijn bezit had, zit twee maanden. Terwijl het toch voor de hand had gelegen dat als verdachte kleding van de Shell video-print herkende hij daar direct of in ieder geval korte tijd later over zou verklaren. Hij moet, in verband met de herhaalde verhoren op dit punt, geweten hebben dat er belang was bij het vinden van die kleding. Dat verdachte ter terechtzitting van dit hof wijst op de door hem ter zitting gedragen koltrui als één van de op 20 januari 2010 gedragen kledingstukken, beoordeelt het hof als ongeloofwaardig. Als dit werkelijk zo was, had hij dit kledingstuk op een veel eerder moment kunnen aanwijzen.
De kennelijke leugen van verdachte over de op 20 januari 2010 gedragen kleding laat zich bij gebreke van iedere andere aannemelijk geworden of anderszins redelijkerwijs voorstelbare reden naar het oordeel van het hof enkel verklaren door de vooropgezette bedoeling om forensisch onderzoek op die kleding (in ieder geval de jas) onmogelijk te maken. De wens om dat onderzoek onmogelijk te maken laat zich slechts verklaren door de aanwezigheid van delictgerelateerde sporen op die kleding (in ieder geval de jas) of minstgenomen de bij verdachte bestaande vrees dat er sporen op die kleding (in ieder geval de jas) aanwezig zouden kunnen zijn.
9.3 De mobiele telefoon
9.3.1 Verklaringen van verdachte
In de eerste verklaring van verdachte verklaart hij over de simkaart van het nummer [telefoonnummer] dat dit in een oud toestelletje geplaatst is en in [plaatsnaam G] terecht is gekomen.85 In zijn derde verklaring verklaart verdachte dat hij met dit nummer vanuit [plaatsnaam B] getracht heeft naar huis te bellen, maar dat de accu van het toestel leeg was.86 Deze telefoon zou hij vervolgens die woensdag (naar het hof begrijpt: bij thuiskomst in de nacht) in de binnenzak van een jasje van een kostuum in de kast hebben gedaan.87 Als verdachte in het derde verhoor geconfronteerd wordt met het feit dat de telefoon onvindbaar is gebleken, verklaart hij dat deze misschien in [plaatsnaam G] is blijven liggen, maar dat deze ook in het door hem op woensdag gedragen fleece jack kan zitten.88 Later op 23 januari 2010 herhaalt hij zijn oorspronkelijke stelling dat de telefoon in een jasje in de kast moet liggen.89 In zijn vierde verhoor verklaart verdachte niet te weten waar zijn mobiele telefoon zich bevindt en dat deze misschien wel uit zijn jogging-broek is gevallen.90 In het twaalfde verhoor herhaalt hij niet te weten waar hij zijn telefoon heeft gelaten en noemt hij - bij wijze van voorbeeld - dat hij de telefoon in [plaatsnaam G] heeft laten liggen; in dat geval heeft hij - naar eigen zeggen - de telefoon "weer zo ter beschikking", mits hij op vrije voeten is.91 In het dertiende verhoor (13 april 2010) verklaart verdachte voor het eerst stellig dat de telefoon in zijn jas in [plaatsnaam G] bij iemand, wiens naam verdachte niet wil zeggen, in de auto, waarvan verdachte geen bijzonderheden wil noemen, is blijven liggen.92 Die persoon en die auto zouden inmiddels in [naam buitenland] zijn, volgens verdachte.
9.3.2 Waardering van de verklaringen
Verdachte heeft verklaard dat het zijn gewoonte is om zijn mobiele telefoontoestel bij thuiskomst in de binnenzak van het kostuumjasje te doen dat hij van plan is de volgende dag te dragen. Het toestel is in geen van zijn kledingstukken aangetroffen. Daarop heeft verdachte zijn verklaring aangepast, telkens als bleek dat de voorgaande onjuist was.
Het hof acht het onaannemelijk dat verdachte bij zijn eerste verhoren niet wist dat de mobiele telefoon onvindbaar zou blijven voor de politie en hecht aan zijn verklaringen daaromtrent geen geloof.
9.4 De financiële situatie van verdachte
9.4.1 De verklaringen van verdachte
In zijn vierde verklaring verklaart verdachte kapitaal te hebben, maar "geen zin" te hebben daar op in te gaan.93 In het zesde verhoor verklaart verdachte dat het privé financieel niet goed gaat, maar dat hij "zakelijk" nog wel geld zou hebben. Ook zou er thuis nog genoeg geld liggen voor "een maand of twee".94 In het elfde verhoor verklaart verdachte dat hij zijn tante in het telefoongesprek op 20 januari gezegd had dat hij met € 500,00 geholpen zou zijn: "Daarmee geef ik aan dat de kluis leeg is".95 Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte aangegeven dat hij wel de beschikking zou hebben over geld. Over de hoogte van het bedrag en waar dit geld zich bevond, wilde verdachte niet verklaren.
9.4.2. Waardering van de verklaringen
Aan de hand van schriftelijke bescheiden is door de politie vastgesteld dat verdachte in grote financiële nood leek te zijn.96 Op sommige momenten lijkt verdachte de bestaande financiële nood te erkennen. Verdachte moet hebben beseft dat financiële nood gezien kan worden als motief van de daad. Met zoveel woorden is hem dat bijvoorbeeld voorgehouden in het 16e verhoor op 14 april 2010.97 Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij geen geldnood had; hij heeft evenwel geen inzicht willen geven welke fondsen hem ter beschikking stonden, om aan zijn verplichtingen te voldoen, die uit dossier naar voren komen. Langs die weg had verdachte eenvoudig de verdenking, dat hij uit geldnood gehandeld heeft, kunnen ontzenuwen.
9.5 De waarneming door verdachte aan de [straatnaam B] in [plaatsnaam A]
9.5.1 De verklaringen van verdachte
In zijn derde verhoor heeft verdachte verklaard dat hij, afgezien van het feit dat het hek dicht was, bij de woning van zijn tante niets bijzonders had waargenomen.98 In het twaalfde verhoor (17 maart 2010) herhaalt verdachte dat hij geen bekenden gezien heeft aan de [straatnaam B].99 In het 19e verhoor (24 juni 2010) verklaart verdachte dat hij op de 20e januari zijn broer [getuige 4] heeft gezien bij de woning van zijn tante.100
9.5.2 De waardering van de verklaringen
Het hof acht de (late) verklaring van verdachte dat hij op de dag van het delict zijn broer [getuige 4] op de plaats delict heeft gezien ongeloofwaardig. Al in een eerder verhoor had hij immers getracht om de aandacht in het onderzoek te verleggen naar [getuige 4]. In het 8e verhoor, op 3 februari, pagina 1857, suggereert hij naar aanleiding van de verklaring van mevrouw van [getuige 16] al diens betrokkenheid. Dat verdachte, zoals hij ter zitting van het hof op 25 november 2011 verklaarde101 in eerste instantie de politie slechts op "slinkse wijze" in de richting van [getuige 4] heeft willen wijzen, is ongeloofwaardig. Waarom zou hij dat doen als hij een veel directere aanwijzing tegen [getuige 4] had en het juist zijn intentie was de verdenking op [getuige 4] te vestigen?
9.6 Telefonische contacten tussen verdachte en slachtoffer
9.6.1 De verklaringen van verdachte
In zijn derde verhoor heeft verdachte verklaard zowel op 19 januari als 20 januari één keer telefonisch contact te hebben gehad met zijn tante.102 Na de aankondiging dat er wat dieper op de gebeurtenissen van 20 januari zou worden ingegaan verklaart verdachte in het zesde verhoor (26 januari 2011) dat hij daar toch niet helemaal zeker van is. Geconfronteerd met de onjuistheid van zijn stelling zegt verdachte het zeker te weten dat hij (toch) twee keer telefonisch contact heeft gehad met zijn tante op 20 januari 2010.103
9.6.2 Waardering van de verklaringen
Het hof constateert opnieuw dat verdachte pas zijn verklaring - met een zekere stelligheid - heeft aangepast, na geconfronteerd te zijn met onderzoeksresultaten, die zijn eerdere verklaring ontzenuwen.
10. Rechts- of linkshandigheid dader (verweer)
De raadsman van verdachte heeft nog aangevoerd dat volgens zijn analyse de dader linkshandig zou moeten zijn en verdachte rechtshandig is.104 Het hof gaat echter uit van de duidelijk bewoordingen in het rapport van het NFI "Forensisch-geneeskundig onderzoek maatwerk", waarin met zoveel woorden over de steekwonden wordt gesteld dat deze door zowel een linkshandige als een rechtshandige dader kunnen zijn toegebracht.105
11. Conclusie en voor het bewijs gebezigde bewijsmiddelen
Op basis van hetgeen hiervoor is weergeven onder de punten 1 tot en met 10 in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer heeft gedood. Als bewijsmiddelen bezigt het hof de bewijsmiddelen weergegeven onder het kopje "De feiten", het biologisch contactspoor, weergegeven in paragraaf 3 hierboven, het in pararaaf 7 hierboven weergegeven telefoongesprek van 20 januari 2010 tussen verdachte en het slachtoffer waarin verdachte zegt dat hij bij het slachtoffer langs zou komen en de aanwezigheid van verdachte in de directe nabijheid van de woning van het slachtoffer rond het tijdstip van overlijden, eveneens weergegeven in paragraaf 7 hiervoor bedoeld.
Zijn overtuiging dat verdachte dit misdrijf heeft gepleegd, stoelt het hof voorts op de samenhang tussen de volgende eveneens gebezigde bewijsmiddelen en verdachtes proceshouding:
-de beschreven bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte in financiële nood verkeerde;
-de beschreven bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte in de contacten met zijn familie (en hun omgeving) in de periode voorafgaand aan het feit, geweld en geweldsgerelateerd optreden bepaald niet schuwde;
-de beschreven bewijsmiddelen die verdachte plaatsen in de onmiddellijke nabijheid van de plaats delict op het tijdstip van overlijden;
-de beschreven bewijsmiddelen waaruit blijkt van zeer recent contact tussen verdachte en het slachtoffer kort voor het overlijden, waarbij het afgeven van documenten van verdachte bij het slachtoffer aan de orde was;
-de beschreven bewijsmiddelen betreffende de vondst van een biologisch contactspoor met DNA-match met verdachte in de hiervoor onder 3 beschreven betekenis;
-de beschreven kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte over de door hem gedragen kleding op de dag van het delict.
Het hof wordt in de overtuiging die gestoeld is op deze bewijsmiddelen bovendien gesterkt door het uitblijven van verklaringen van verdachte die het belastende karakter van het voorhanden bewijsmateriaal zouden kunnen ontzenuwen. Het hof doelt hiermee op de (door verdachte gesuggereerde) onbekend gebleven persoon in [plaatsnaam B], de (door verdachte gesuggereerde) onbekend gebleven persoon in [plaatsnaam G] en de onbekend gebleven omvang en vindplaats van geld dat verdachte naar eigen zeggen ter beschikking had.
Ten slotte wordt het hof gesterkt in de overtuiging door het in paragraaf 9 beschreven patroon van aanpassen van de verklaringen door verdachte.
Verdachte heeft aangevoerd dat hij geen motief had zijn tante te doden, nu zij juist de enige was die hem te woord wilde staan en hij via haar contact met zijn moeder had willen leggen.
Het hof verwerpt dit argument. In het licht van de hierna bewezen verklaarde stalking van zijn moeder, de bedreiging haar de strot door te snijden en de vernielingen aan zijn moeders huis en auto, die erop waren gericht zijn moeder onder steeds zwaardere druk te zetten geld aan hem te geven, beschouwt het hof het doden van zijn tante als een in die lijn passende pressie tot het in doodsangst brengen van zijn moeder opdat zij hem uiteindelijk geld zou geven.
12. Voorbedachte raad?
12.1 Uiterlijke verschijningsvorm
Het slachtoffer had meerdere verwondingen en 12 à 13 steekletsels, op verschillende plaatsen in het lichaam, verspreid over de voorzijde en achterzijde. De verwondingen zijn (merendeels) bij leven toebracht op min of meer dezelfde plaats in de woonkamer. Er zijn immers geen sporen van een worsteling en verplaatsing gedurende de aanval en er is nauwelijks afweerletsel, namelijk alleen een verwonding aan de duim van het slachtoffer.106
Er is geslagen: het gebroken jukbeen en wellicht de breuk van het strottenhoofdhoorntje107 en op enig moment is een scherprandig voorwerp gepakt, al in het bezit van verdachte of ergens gepakt. Het was niet mogelijk om de volgorde van de toegebrachte letsels vast te stellen.108 Het is aannemelijk dat een deel van de verwondingen is toegebracht terwijl het slachtoffer al lag. 109
Het slachtoffer was een 72-jarige vrouw.
12.2 Betekenis uiterlijke verschijningsvorm
De hiervoor beschreven elementen van de uiterlijke verschijningsvorm dragen de conclusie dat, zeker toen hij meermalen met het scherprandig voorwerp op het slachtoffer instak, zowel aan de voor- als achterzijde, waardoor een reeks aan verwondingen is ontstaan die tot de dood geleid hebben, verdachte tijd en gelegenheid heeft gehad zich te beraden op wat hij aan het doen was en zich daar rekenschap van te geven (Hoge Raad 27 juni 2000 LJN AA6308; Hoge Raad 11 juni 2002 LJN AE1743). Het hof heeft zich beraden over de vraag of er sprake is van contra-indicaties die na weging in de weg zouden staan aan het trekken van deze conclusie (Hoge Raad 28 februari 2012, LJN BR2343). Verdachte heeft het feit volledig ontkend, zodat in ieder geval uit zijn verklaring geen contra-indicaties zijn te putten die een ander zicht kunnen geven op de gang van zaken op de plaats van het delict. Ook overigens zijn dergelijke contra-indicaties niet aannemelijk geworden.
Eindconclusie
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte mevrouw [slachtoffer] heeft vermoord.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 05-900082-10 onder 2 tenlastegelegde
Bedreiging [aangeefster 1] (heeft tevens betrekking op het in de zaak met parketnummer 05-900082-10 onder 4 tenlastegelegde)
De feiten die niet worden betwist
Op 27 december 2009 is [aangeefster 1] door haar zoon, verdachte, gebeld op haar vaste telefoonaansluiting in [plaatsnaam C],110 met nummer [telefoonnummer]111. Verdachte heeft op dat moment gebeld met zijn mobiele telefoon met nummer [telefoonnummer].112
De afgelegde verklaringen en omstandigheden
Aangeefster [aangeefster 1] heeft verklaard dat zij op 27 december 2009 omstreeks 10.00 uur is gebeld door [verdachte] (hof: verdachte) op haar vaste telefoon in [plaatsnaam C], waarbij hij tegen haar heeft gezegd: "Ik kom nu naar je toe en kom je strot doorsnijden". Aangeefster heeft verklaard dat zij erg bang is dat verdachte zijn bedreigingen ten uitvoer gaat brengen en dat zij na het telefoontje niet langer in haar woning is gebleven.113
Aangeefster [aangeefster 1] heeft voorts verklaard dat zij op 27 december 2009 om 10.07 uur en op 28 december 2009 om 11.52 uur sms-berichten met respectievelijk de tekst "[verdachte] is naar U toe, hij is woedend, maak dat U weg komt maar laat in godsnaam niet weten dat ik U geSMSt heb, [getuige 15]" en "Beste [aangeefster 1], ze gaan U vermoorden. Ik wil hier niets meer mee te maken hebben, ik kies voor de kinderen. [getuige 15]" heeft ontvangen van [getuige 15], de vrouw van [verdachte] (hof: verdachte).114
Uit historische printgegevens blijkt dat op 27 december 2009 om 10.07 uur met de aansluiting met nummer [telefoonnummer], in gebruik bij [getuige 15], een sms-bericht is verzonden naar de aansluiting met nummer [telefoonnummer], in gebruik bij aangeefster [aangeefster 1]. Voorts blijkt uit die historische printgegevens dat op 28 december 2009 om 11.52 uur met de aansluiting met nummer [telefoonnummer], in gebruik bij [getuige 15], een sms-bericht is verzonden naar de aansluiting met nummer [telefoonnummer], in gebruik bij aangeefster [aangeefster 1].115
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat een verbalisant in de telefoon van aangeefster [aangeefster 1] een sms-bericht heeft aangetroffen dat is verzonden op 28 december 2009 om 11.52.07 uur door het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer], in gebruik bij [getuige 15]116, met de tekst: "Beste [aangeefster I], ze gaan u vermoorden. Ik wil hier niets meer mee te maken hebben. Ik kies voor de kinderen. [getuige 15]."117
Verdachte heeft op 13 januari 2010 verklaard dat hij de afgelopen tijd meerdere keren telefonisch contact heeft gehad met zijn moeder, dat het goed zou kunnen dat dat op 27 december ook het geval is geweest, waarbij hij heel onaardige dingen tegen haar heeft gezegd.118
Het oordeel van het hof
Verdachte heeft dit feit ter terechtzitting in hoger beroep ontkend.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [aangeefster 1] heeft bedreigd op de wijze zoals tenlastegelegd.
Bedreiging [aangever 2]
De feiten die niet worden betwist
Op 8 januari 2010 is [getuige 2], de receptioniste van [aangever 2], de advocaat van mevrouw [aangeefster 1] en haar zoon [getuige 4]119, op het kantoor van [naam kantoor] te [plaatsnaam F]120 gebeld door een persoon121 vanaf een telefoon met nummer [telefoonnummer], die in gebruik is bij verdachte.122 Deze persoon heeft tegen de receptioniste gezegd: "met [verdachte], had ik u net ook aan de lijn? Wilt u iets doorgeven aan [aangever 2]? Wil u doorgeven dat wij zijn knieschijven eruit schieten? Zet maar op de mail dat wij zijn knieschijven eruit schieten."123 De receptioniste heeft dit telefoongesprek direct vastgelegd in een mail.124
Het oordeel van het hof
Verdachte heeft met betrekking tot dit feit ter terechtzitting in hoger beroep van 25 november 2011 verklaard dat hij een vriend van hem heel lelijke dingen tegen de secretaresse van [aangever 2] heeft laten zeggen, dat hij heeft gezegd dat die persoon iets boos moest zeggen of [aangever 2] moest laten schrikken, maar dat hij niet de intentie had om hem zoiets heftigs te laten zeggen.
Verdachtes verklaring inhoudende dat een onbekend gebleven ander heeft gebeld, acht het hof -nog los van de vraag of het inschakelen van een ander verdachte zou vrijpleiten- niet aannemelijk. Er is gebeld met de telefoon van verdachte. Dat een ander dan verdachte zijn telefoon heeft gebruikt of in bezit heeft gehad, is niet gebleken. Ook heeft verdachte geen naam van de persoon die zou hebben gebeld, genoemd. Gelet op het voorgaande gaat het hof er van uit dat het verdachte zelf is geweest die heeft gebeld met zijn telefoon.
Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [aangever 2] heeft bedreigd op de wijze zoals tenlastegelegd.
Bedreiging [getuige 1]
De afgelegde verklaringen en omstandigheden
[getuige 1], wonende in [plaatsnaam E] en in dienst bij de familie [familienaam], heeft verklaard dat hij begin december 2009 bij [aangeefster 1] in [plaatsnaam C] was, toen verdachte daar aankwam. [getuige 1] heeft voorts verklaard dat hij de deur van de bijkeuken van buiten op slot heeft gedraaid, toen hij hoorde dat [verdachte] (hierna: verdachte) was gearriveerd en vervolgens naar hem is gelopen. Op vragen van verdachte heeft [getuige 1] verklaard dat verdachtes moeder niet thuis was, omdat hij niet wilde dat hij binnen kwam, zoals dat ook was afgesproken. [getuige 1] heeft voorts verklaard dat verdachte hem half december 2009 heeft gebeld op zijn vaste nummer, dat hij meteen hoorde dat het verdachte was, en dat verdachte toen tegen [getuige 1] heeft gezegd dat hij de zaak niet moest flessen, door te zeggen dat zijn moeder niet thuis was toen hij daar kwam, terwijl zij wel thuis was. Tot slot heeft [getuige 1] verklaard dat verdachte hem met een aantal mensen zou komen verbouwen, en dat hij zich bedreigd voelde en bang was dat verdachte zijn bedreiging ten uitvoer zou brengen. Toen verdachte die avond nog zes keer had gebeld, hebben ze de stekker van het toestel eruit getrokken.125
Uit de historische printgegevens blijkt dat op 29 december 2009 en 6 januari 2010 op verschillende tijdstippen op de vaste telefoonaansluiting van getuige [getuige 1] is gebeld door het nummer [telefoonnummer], in gebruik bij verdachte.126
Het oordeel van het hof
Verdachte heeft dit feit ter terechtzitting in hoger beroep ontkend.
Gelet op het vorenstaande, in onderlang verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [getuige 1] heeft bedreigd op de wijze zoals tenlastegelegd.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 05-900082-10 onder 3 tenlastegelegde (heeft tevens betrekking op het in de zaak met parketnummer 05-900082-10 onder 4 tenlastegelegde)
De feiten die niet worden betwist
Op 8 januari 2010 zijn tussen 18.00 en 21.15 uur meerdere ruiten van de woning van [aangeefster 1], gelegen aan de [straatnaam A + huisnummer] te [plaatsnaam C], alsmede ruiten van haar bij deze woning geparkeerd staande auto met kenteken [kenteken]127, kapotgeslagen met een moker.128
De afgelegde verklaringen en omstandigheden
Aangeefster [aangeefster 1] heeft verklaard dat zij op 8 januari 2010 omstreeks 13.30 uur een telefoongesprek met haar zoon (hierna: verdachte) heeft gehad. Zij heeft verklaard dat verdachte heel dwingend was en dat hij een afspraak met haar wilde maken voor een gesprek. Zij heeft verklaard dat verdachte die dag een brief van de familie-advocaat had ontvangen om te stoppen met het lastigvallen van haar en de andere familieleden en dat zij tegen hem had gezegd dat wanneer hij daar niet mee zou stoppen, zij een kort geding tegen hem aan zou spannen. Tot slot heeft zij verklaard dat toen verdachte vroeg of zij die procedure ging vervolgen, zij hierop bevestigend antwoordde, waarna verdachte de hoorn op haak gooide.129
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat verbalisanten op 8 januari 2010 ter plaatse zijn gekomen op de [straatnaam A + huisnummer] in [plaatsnaam C], waar de ruiten van de woning waren ingeslagen. Uit het relaas blijkt dat verbalisanten de woning van aangeefster [aangeefster 1] zijn binnengegaan, in de hal een moker met op de steel een aantal rode vegen, lijkend op bloedsporen, op de grond hebben zien liggen, welke zij hebben veiliggesteld.130 Het bloed op de steel van de voorhamer is veiliggesteld: biologisch spoor SIN/referentie: AAAW0333NL.131 Uit onderzoek is gebleken dat het DNA-profiel uit de bemonstering vanaf de voorhamer (AAAW0333NL) matcht met het DNA-profiel van verdachte.132
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat rondom de woning van aangeefster [aangeefster 1] een cameraregistratiesysteem hangt, waarvan verbalisanten de beelden hebben bekeken. Uit het relaas blijkt dat de verbalisanten op de beelden hebben waargenomen dat omstreeks 17.02 uur een grote zwarte stationcar voor het hekwerk van de oprit stopte, een manspersoon, de bestuurder uitstapte en op de bel naast het genoemde hekwerk drukte, waarna hij weer terugliep. Op dat moment stapte een manspersoon aan de passagierszijde uit, die iets uit de kofferbak pakte, vervolgens over het hek klom, half ten val kwam bij het neerkomen, en naar de linkerzijde van de woning liep. Uit het relaas blijkt voorts dat de verbalisanten op de beelden hebben waargenomen dat de man iets in zijn rechterhand droeg, lijkend op de aangetroffen moker en dat hij na ongeveer drie minuten via de rechterzijde van de woning weer terugliep richting de genoemde stationcar en instapte, waarna de auto wegreed.133
Verdachte heeft in hoger beroep ter terechtzitting van 25 november 2011 met betrekking tot dit feit verklaard dat hij met een vriend naar het huis van zijn moeder is gereden, dat zijn vriend heeft aangebeld, en dat verdachte een voorhamer heeft gepakt uit de auto en over het hek is geklommen. Op een vraag van het hof of verdachte de moker nog heeft aangeraakt nadat hij een bebloede vinger had, heeft verdachte verklaard dat hij de moker wel heeft gepakt.134 Over de identiteit van deze vriend heeft verdachte geen mededeling willen doen.
Het oordeel van het hof
Verdachte heeft dit feit ter terechtzitting in hoger beroep ontkend.
Gelet op het vorenstaande, in onderlang verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander de ruiten van de woning en de auto van [aangeefster 1] heeft vernield. Volgens zijn eigen verklaring is verdachte op het desbetreffende tijdstip op de plaats van het delict aanwezig geweest. Het hof hecht in het bijzonder waarde aan het feit dat verdachtes bloed is aangetroffen op de moker, waarmee de ramen zijn vernield. Verdachtes verklaring inhoudende dat anderen op een later moment met de moker, waarop eerder zijn bloed was terechtgekomen of een andere moker, waar een spoor van hem opzat, de vernielingen hebben gepleegd en deze naar binnen hebben geslingerd, acht het hof gelet op het vorenstaande niet aannemelijk.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 05-900082-10 onder 4 tenlastegelegde
De feiten die niet worden betwist
[aangeefster 1], de moeder van verdachte, woonachtig in [plaatsnaam C]135, is in de periode van 22 september 2009 tot en met 18 januari 2010 84 keer gebeld door verdachte op haar mobiele telefoon en 67 keer op haar vaste telefoonaansluitingen. Verdachte belde haar meestal met zijn mobiele telefoon met nummer [telefoonnummer]. Verdachte heeft ook een aantal malen gebeld met zijn vaste telefoonaansluiting in [plaatsnaam D] met nummer [telefoonnummer].136
Vanaf december 2009 zijn er regelmatig sms-berichten naar [aangeefster 1] gestuurd met de mobiele telefoon met nummer [telefoonnummer], die in gebruik is bij verdachte137, waaronder sms-berichten met de volgende inhoud:
- "Ik hoorde dat je ruiten van de week zijn ingegooid. Is [naam] zo boos?xxx" (1 januari 2010;
- "Zouden jullie wat harder willen praten? Onze richt microfones doet het niet zo goed" (1 januari 2010);
- "Geile stem, eerlijk is eerlijk" (1 januari 2010);
- "Waar zit u toch? Steentje dan maar bij Ome [naam]" (2 januari 2010);
- "Belachelijk zoals je doet, ik hoop dat je trots bent op je zelf, [verdachte]" (3 januari 2010)
- "[naam] met zijn dikke pik krijgt bezoek. Groetjes uit [plaatsnaam G]" (3 januari 2010);
- "[naam] is een flikker, hij heeft nieuwe vijanden..." (3 januari 2010);
- "Heb je weer visite? Bekend gezicht! Gabbertjes" (3 januari 2010);
- "Ha..haha wat ben toch een stom wijf! Zullen ede even inlichten... gabbertjes" (7 januari 2010;
- "Hoerige stem. Tot vanavond" (7 januari 2010);
- "Heb je [naam] nog gepijpt toen [naam] in het ziekenhuis lag?" (7 januari 2010).138
Verdachte is in december 2009 bij [getuige 3] en zijn vrouw [slachtoffer] op bezoek geweest in hun woning te [plaatsnaam A] en heeft hen verzocht om te bemiddelen tussen hem en zijn moeder.139 Op 20 januari 2010 heeft verdachte gebeld met [slachtoffer]. Verdachte wilde dat [slachtoffer] een brief zou doorsturen naar zijn moeder in verband met het aanvragen van een uitkering140, dan wel haar een brief van de notaris over de nalatenschap zou afgeven141.
Vanaf eind september 2009 heeft de notaris [getuige 5] e-mailberichten ontvangen van verdachte. [getuige 5] heeft op 27 november 2009 een mail ontvangen met ideeën van verdachte om de vennootschap van zijn moeder over te nemen. Verdachte drong er bij [getuige 5] op aan een afspraak te maken met zijn moeder om de verschillende overnames te bespreken. In december 2009 werden de mailberichten steeds meer dwingend. Verdachte verlangde dat [getuige 5] een afspraak met zijn moeder arrangeerde. Ook heeft verdachte meerdere keren naar het kantoor van [getuige 5] gebeld en op 15 januari is verdachte ook op diens kantoor geweest.142
Op 18 januari 2010 heeft verdachte een bezoek gebracht aan [getuige 6], een vriend van de familie [familienaam], bij diens woning in [plaatsnaam A]. Verdachte vroeg aan [getuige 6] om te bemiddelen tussen hem en zijn moeder, [aangeefster 1]. De volgende dag heeft verdachte [getuige 6] nog teruggebeld.143
Tussen 31 december 2009 en 18 januari 2010 heeft verdachte meerdere keren telefonisch contact opgenomen met [getuige 7] op hun vaste telefoonaansluiting [telefoonnummer]. Verdachte heeft zowel met zijn mobiele telefoon met nummer [telefoonnummer] als met zijn vaste telefoonaansluiting met nummer [telefoonnummer] in [plaatsnaam D]144 gebeld.145 De eerste keer belde verdachte met het verzoek om te bemiddelen tussen hem en zijn moeder, [aangeefster 1]. Een paar dagen later heeft verdachte gebeld om te vragen wat er was gebeurd. Daarna heeft verdachte nogmaals gebeld met de mededeling: "Met [verdachte] uit [plaatsnaam G], vanavond laat ik door iemand bij jullie een steen door de ruit gooien. Het weekend bel ik weer terug". Op maandag 18 januari 2010 heeft verdachte teruggebeld om zijn excuses aan te bieden.146
[getuige 8], een vriend van [aangeefster 1], is door verdachte gebeld met het verzoek of [getuige 8] contact op wilde nemen met zijn moeder, [aangeefster 1] om met haar te praten.147 Op 19 januari 2010 heeft verdachte nog tweemaal gebeld naar de vaste telefoonaansluiting in gebruik bij [getuige 8].148
Het oordeel van het hof
Verdachte heeft dit feit ter terechtzitting in hoger beroep ontkend.
Verdachtes verklaring inhoudende dat een ander de SMS-berichten naar zijn moeder heeft gestuurd, acht het hof - nog los van de vraag of dat verdachte zou vrijpleiten - niet aannemelijk. De SMS-berichten zijn afkomstig van de telefoon van verdachte. Dat een ander dan verdachte zijn telefoon heeft gebruikt of in bezit heeft gehad, is niet aannemelijk geworden. Ook heeft verdachte geen naam genoemd van de persoon die de SMS-berichten zou hebben gestuurd. Gelet op het voorgaande heeft het hof geen reden eraan te twijfelen dat het verdachte zelf is geweest die de berichten heeft verstuurd met zijn telefoon.
Gelet op het vorenstaande, in onderlang verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [aangeefster 1] heeft gestalkt op de wijze zoals tenlastegelegd.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 05-702992-10 tenlastegelegde
De feiten die niet worden betwist
Op 17 juni 2010 heeft verdachte, terwijl hij zich samen met [aangever 3] en [aangever 4] en [aangever 5] van Dienst Vervoer en Ondersteuning149, bevond in een rijdende auto, een Mercedes Viano, op de A10 route [plaatsnaam G]-[plaatsnaam H]150, een ruit van die auto eruit getrapt151, naar eigen zeggen omdat hij pertinent niet naar het Pieter Baan Centrum wilde.152
De afgelegde verklaringen en omstandigheden
Aangever [aangever 3] heeft verklaard dat hij rechts van verdachte zat, die na ongeveer vijf minuten na vertrek de kleppen van de asbakken trok. Aangever heeft voorts verklaard dat hij verdachte achterover heeft getrokken en vervolgens zag dat hij het raam, met zijn benen, uit de bus trapte, verdachte in de bocht zijn lichaam naar achter gooide waardoor hij op [aangever 3] terecht kwam. Aangever heeft gezien dat verdachte zijn veiligheidsgordel kapot trok, zijn boeien tot aan zijn ellebogen had opgestroopt, waarna hij zich naar aangever heeft toegedraaid en heeft geprobeerd zijn wapen uit zijn holster te pakken. Tot slot heeft aangever gehoord dat verdachte meerdere malen riep: "Ik pak je wapen".153
Aangever [aangever 4] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte onderweg een asbak kapot maakte, hij hoorde dat zijn collega naast hem trachtte verdachte te kalmeren, verdachte steeds heftiger reageerde en zich door de autogordel heen trok. Van [aangever 4] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte op zijn collega dook die naast hem zat op het moment dat ze de bocht inreden. Tot slot heeft [aangever 4] gehoord dat verdachte riep: "Ik pak je wapen".154
Aangever [aangever 5], bestuurder van de auto, heeft verklaard dat verdachte kort na het verlaten van de P.I. Over Amstel stampij begon te maken. Ook heeft aangever verklaard dat hij zijn collega hoorde roepen dat verdachte naar zijn dienstwapen aan het graaien was en dat hij hoorde dat verdachte het wapen wilde hebben.155
Het oordeel van het hof
Gelet op het vorenstaande acht het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [aangever 3], [aangever 4] en [aangever 5] heeft bedreigd op de wijze zoals tenlastegelegd.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05-900082-10 onder 1 primair, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 05-702992-10 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
parketnummer 05-900082-10
1.
primair
hij op 20 januari 2010 te [plaatsnaam A], gemeente [plaatsnaam B], opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, die [slachtoffer] meerdere malen met een scherp voorwerp, in het lichaam heeft gestoken tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
2.
hij op tijdstippen, in of omstreeks de periode van de maand december 2009 tot en met 20 januari 2010 te [plaatsnaam C] en te [plaatsnaam E] en te [plaatsnaam F] en/of elders in Nederland,
- [aangeefster 1] (moeder van verdachte)
- [aangever 2] (advocaat van [aangeefster 1])
- [getuige 1] (in dienstbetrekking werkzaam bij [aangeefster 1]),
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk
- die [aangeefster 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "ik kom naar je toe en kom je strot doorsnijden", en
- [getuige 2] (receptioniste op [naam kantoor]) dreigend de woorden heeft toegevoegd (bestemd voor en ter kennis gekomen van die [aangever 2]): "wilt U doorgeven dat wij zijn knieschijven eruit schieten"? en "zet maar op de mail dat wij zijn knieschijven eruit schieten" en
- die [getuige 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "ik kom jou met een aantal mensen verbouwen".
althans voornoemde personen (telkens) woorden van gelijke dreigende
aard en/of strekking heeft toegevoegd.
3.
hij op 8 januari 2010 te [plaatsnaam C] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk
ruiten van een woning aan de [straatnaam A + huisnummer] te [plaatsnaam C] en
ruiten van een auto met kenteken [kenteken] (8 januari 2010),
telkens geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 1], heeft vernield
- door toen (8 januari 2010) aldaar die ruiten met een moker, kapot te slaan. ;
4.
hij omstreeks de periode van de maand oktober 2009 tot en met 20 januari 2010 te [plaatsnaam C], [plaatsnaam D] en/of (elders) in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster 1] (moeder van verdachte), met het oogmerk die [aangeefster 1], te dwingen iets te doen, en vrees aan te jagen, door telkens personen uit de familie-/kennissenkring van die [aangeefster 1] te benaderen om hem, verdachte, in contact te brengen met die [aangeefster 1] en door telkens die [aangeefster 1] te bellen en sms-berichtjes naar die [aangeefster 1] te sturen en zich tijdens/in die gesprekken en sms-berichtjes beledigend en bedreigend en intimiderend te uiten en door vernielingen te plegen, onder meer hierin bestaande dat verdachte:
- een aantal personen, [slachtoffer], [getuige 3], [getuige 5], [getuige 6], [getuige 7] en [getuige 8], heeft benaderd
- meerdere sms-berichtjes naar die [aangeefster 1] heeft gestuurd, met de volgende inhoud/strekking:
# "ik hoorde dat je ruiten van de week zijn ingegooid. Is [naam] zo boos?xxx" (1 januari 2010)
# "Zouden jullie wat harder willen praten? Onze richtmicrofoons doen het niet zo goed" (1 januari 2010)
# "Geile stem, eerlijk is eerlijk" (1 januari 2010)
# "Waar zit U toch? Steentje dan maar bij Ome [naam]"? (2 januari 2010)
# "Belachelijk zoals je doet, ik hoop dat je trots bent op je zelf, [verdachte]" (3 januari 2010)
# "[naam] met zijn dikke pik krijgt bezoek. Groetjes uit [plaatsnaam G]" (3 januari 2010)
# "[naam] is een flikker, hij heeft nieuwe vijanden..." (3 januari 2010)
# "Heb je weer visite? Bekend gezicht! Gabbertjes" (3 januari 2010)
# "Ha..haha wat ben je toch een stom wijf! Zullen [plaatsnaam B] even inlichten...gabbertjes" (7 januari 2010)
# "Hoerige stem. Tot vanavond" (7 januari 2010)
# "Heb je [naam] nog gepijpt toen [naam] in het ziekenhuis lag"? (7 januari 2010),
- die [aangeefster 1] aanhoudend heeft gebeld,
- die [aangeefster 1] op 27 december 2009 verbaal/telefonisch heeft bedreigd ("ik kom naar je toe en kom je strot doorsnijden"),
- meerdere ruiten van de woning ([straatnaam A + huisnummer]) en een aantal ruiten van een auto van die [aangeefster 1] met een moker kapot heeft geslagen op 8 januari 2010.
05/702992-10
hij op 17 juni 2010, in Nederland (snelweg A10, route [plaatsnaam G]-[plaatsnaam H]) [aangever 3], [aangever 4] en [aangever 5] (-allen- werkzaam bij Dienst Vervoer en Ondersteuning) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend -gezeten, samen met die [aangever 3], die Van [aangever 4] en die [aangever 5], in een (rijdende) auto (Mercedes Viano) - een ruit van die auto eruit heeft getrapt en zijn, verdachtes, veiligheidsgordel kapot heeft getrokken en zich op die [aangever 3] heeft geworpen, althans (daarbij) op die [aangever 3] is beland, en (vervolgens) heeft gegraaid naar het dienstwapen van die [aangever 3] (die zich in een benarde positie bevond) en heeft getracht dat dienstwapen te pakken en (daarbij) een of meerdere malen dreigend de woorden heeft geroepen/gezegd: "Ik pak je wapen".
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 05-900082-10 onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
Moord.
Het in de zaak met parketnummer 05-900082-10 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
en
Bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 05-900082-10 onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 05-900082-10 onder 4 bewezen verklaarde levert op:
Belaging.
Het in de zaak met parketnummer 05-702992-10 bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-900082-10 onder 1 primair, 2, 3, 4 en het in de zaak met parketnummer 05-702992-10 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 25 jaar.
De meervoudige strafkamer in de rechtbank Arnhem heeft de verdachte veroordeeld ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-900082-10 onder 1 primair, 2, 3, 4 en het in de zaak met parketnummer 05-702992-10 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar en TBS met dwangverpleging.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-900082-10 onder 1 primair, 2, 3, 4 en het in de zaak met parketnummer 05-702992-10 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar en TBS met dwangverpleging (primaire vordering), dan wel een gevangenisstraf voor de duur van 25 jaar (subsidiaire vordering).
Maatregel terbeschikkingstelling
De advocaat-generaal heeft - naast oplegging van gevangenisstraf - gevraagd de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Verdachte heeft weliswaar niet willen meewerken aan het gedragsdeskundig onderzoek, maar er zijn naar zijn mening wel voldoende aanwijzingen die het hof ertoe zouden kunnen brengen toch een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van verdachtes geestvermogens vast te stellen. Hij heeft hiertoe verwezen naar de uitspraak van dit hof in de zaak LJN: BQ4981, Gerechtshof Arnhem, parketnummer 21-004515-09 (Hoogerheide).
Verdachte verzet zich tegen oplegging van terbeschikkingstelling. Verdachte voert daartoe aan dat hij onschuldig is. Bovendien is volgens hem van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, geen sprake.
Het hof oordeelt als volgt. In de zaak "Hoogerheide" heeft het hof overwogen dat over de psychische gesteldheid van verdachte in die zaak, voorafgaand aan en na het plegen van het feit alsmede ten tijde van zijn detentie, uit het dossier vele aanwijzingen van een stoornis zijn te putten, zowel uit verklaringen van derden, daaronder begrepen die van politiemedewerkers, als uit zijn eigen verklaringen en gedrag. Het hof geeft vervolgens een niet-uitputtende opsomming van die aanwijzingen, die hier samengevat wordt weergegeven:
* Wisselende stemmingen;
* Herhaalde, vreemde, onnavolgbare en bizarre uitspraken en ideeën, verwardheid;
* Veel in zichzelf praten;
* Denken dat iedereen naar hem kijkt en het over hem heeft;
* Vreemd gedrag (werd kruipend langs het spoor aangetroffen, wat volgens die verdachte een soort reinigingsritueel was).
In die zaak waren er bovendien door het hof in zijn arrest weergegeven adviezen waaruit eveneens aanwijzingen bleken van een stoornis. In het bijzonder hechtte het hof waarde aan het onderzoek van de psycholoog W.J.L. Lander uit 2004, waaraan betrokkene wel had meegewerkt en waarin de conclusie werd getrokken dat in de persoonlijkheid van verdachte antisociale en narcistische trekken aanwijsbaar waren en er een kans was op een verdere scheefgroei van zijn persoonlijkheid.
Voorts achtte het hof het in die zaak van belang de bevindingen en conclusies van de deskundigen Oudejans en Van Renesse, die op basis van eerder onderzoek en het strafdossier wijzen op de mogelijkheid van een stoornis in het schizofrene spectrum en wel in het bijzonder de schizotypische persoonlijkheidsstoornis. Voor deze deskundigen waren er geen gronden af te wijken van hun eerdere diagnostische overwegingen, waarbij onder andere werd gewezen op het bestaan van "vluchtige grootheidsfantasieën alsmede identiteitsonzekerheid en een zwakke realiteitstoetsing", die mogelijk passen bij een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale trekken en een borderline organisatie, dan wel bij een persoonlijkheidsstoornis binnen het schizofrene spectrum.
Dit alles, in samenhang met de door het hof in die zaak weergegeven passages uit het strafdossier, maakte voor het hof aannemelijk dat bij die verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond.
De onderhavige zaak onderscheidt zich van de zaak "Hoogerheide". In de rapportage d.d. 3 september 2010 van de Psychiatrische Observatiekliniek Pieter Baan Centrum wordt aangegeven dat binnen het daar gedane onderzoek en met de voorhanden zijnde informatie een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis niet met zekerheid is vast te stellen, zij het dat deze ook niet valt uit te sluiten. Een ernstige psychiatrische stoornis wordt echter wel uitgesloten. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor ernstige beperkingen in de intelligentie of voor psychotische, stemmings- of angststoornissen. Wel zijn er opvallende trekken gevonden die zouden kunnen wijzen op autistische symptomen. Ook zijn er volgens de rapportage narcistische en antisociale trekken te onderscheiden. Maar ook die trekken zijn, ook vanwege het ontbreken van informatie over verdachtes functioneren in de laatste 15 jaar, tijdens de observatieperiode niet zodanig dat gesproken kan worden van een persoonlijkheidsstoornis. Volgens de PCL-R, het instrument waarmee de mate van psychopathie kan worden bepaald, voldoet verdachte niet aan de criteria van psychopathie. Niet duidelijk is in welke mate het grensoverschrijdend gedrag van verdachte pathologisch is gefundeerd.
De vergelijking tussen beide gevallen laat zien dat er in het geval "Hoogerheide" ruimschoots aanwijzingen waren voor het aannemen van een stoornis. Die aanwijzingen lagen besloten in het voor eenieder waarneembaar curieus gedrag en in eerdere rapportages en adviezen.
In de onderhavige zaak ontbreken zowel soortgelijke aanwijzingen als eerdere rapportages die wijzen op het bestaan van ernstige psychopathologie. Waar er bij verdachte [verdachte] wel trekken zijn van een persoonlijkheidsstoornis, is niet vast te stellen of deze als stoornis kunnen worden aangemerkt, noch of het strafbare gedrag van verdachte hierdoor werd beïnvloed.
Aldus komt het hof tot de slotsom dat - anders dan in de zaak "Hoogerheide" - in dit geval onvoldoende grond bestaat om bij gebreke van een gedragsdeskundig advies tot vaststelling van een stoornis, deze desondanks eigener beweging vast te stellen.
Het voorgaande brengt met zich dat het hof niet meegaat in de primaire eis van de advocaat-generaal om TBS op te leggen.
Straf
Wat betreft de subsidiaire eis van de advocaat-generaal - het opleggen van een gevangenisstraf van 25 jaar - overweegt het hof als volgt. Hoewel er geen landelijke straftoemetingsrichtlijnen bestaan op het vlak van levensmisdrijven, lijkt landelijk als vuistregel in geval van moord als basis uit te worden gegaan van ongeveer 14 jaar gevangenisstraf. De eis van de advocaat-generaal ligt daar fors boven.
Er zijn in dit geval inderdaad argumenten die tot een hogere strafmaat aanleiding geven.
Verdachte heeft op 20 januari 2010 zijn tante [slachtoffer], een weerloze oudere vrouw in haar eigen woning wreed vermoord door haar onverhoeds aan te vallen en veelvuldig op haar in te steken. Verdachte heeft daarmee één van de ernstigste levensmisdrijven gepleegd, die het Wetboek van Strafrecht kent. Verdachte heeft door aldus te handelen op flagrante wijze het meest elementaire recht van het slachtoffer geschonden, namelijk het recht te leven. Verdachte heeft onpeilbaar en onherstelbaar verdriet toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer, met name haar gezin en naaste familie, dat zij als een schaduw voor de rest van hun leven met zich meedragen. De echtgenoot en dochter van het slachtoffer hebben bij thuiskomst het ernstig verminkte dode lichaam van zijn vrouw respectievelijk haar moeder in de woonkamer aangetroffen. Deze huiveringwekkende ervaring zal hen voor altijd op het netvlies gegrift staan.
Voorafgaand aan de gruwelijke moord heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een reeks van zeer ernstige delicten, in het bijzonder gericht tegen zijn moeder. Verdachte heeft zijn moeder op zeer ernstige wijze bedreigd en gestalkt, door veelvuldig te bellen en smsen, de familie-/kennissenkring, waaronder het slachtoffer [slachtoffer], te benaderen en vernielingen aan te richten. Verdachte heeft in zijn poging om koste wat kost in contact te komen met zijn moeder haar in haar persoonlijk leven geterroriseerd door haar telefonisch te belagen, haar omgeving te bedreigen en haar veiligheid thuis te ondermijnen door het plegen van ernstige vernielingen. Deze delicten staan niet op zichzelf, maar staan, net als het vermoorden van zijn tante, in verband met het tot extreme hoogte opvoeren van de druk op zijn eigen moeder om haar ertoe te bewegen hem geld te geven. Verdachte heeft deze misdrijven gepleegd om geldelijk gewin, ongeacht de gevolgen voor anderen, en geven dus aanleiding daarmee in de strafmaat ten nadele van verdachte rekening te houden.
Tot slot blijkt verdachtes agressie niet alleen gericht te zijn tegen zijn familie. Ook is hij tijdens het vervoer van DV&O plotseling tekeer gegaan en heeft zich daarbij zeer bedreigend gedragen. Zou hij niet in toom zijn gehouden, dan zou voor zeer ernstige gevolgen gevreesd moeten zijn, gezien zijn poging een vuurwapen ter hand te nemen. Verdachte laat hiermee zien gevaarlijk te zijn.
Over de feiten die hij toegeeft, toont hij niet of nauwelijks berouw. Geen ogenblik lijkt hij zich te hebben bekommerd om de gevolgen, die zijn optreden voor zijn familie had. Hij heeft van meet af aan gedraaid in zijn verklaringen en geprobeerd anderen als dader aan te wijzen. Verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven en evenmin blijk gegeven van enige spijt of compassie. Daardoor blijft de familie in het ongewisse over wat er precies gebeurd is en wat verdachte daartoe heeft bewogen. Dat maakt het voor hen nog moeilijker om het onherstelbare verlies van het slachtoffer te verwerken.
Het hof overweegt voorts ten nadele van verdachte dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie156, gedateerd 20 maart 2012, in 1992 is veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij een (poging tot een) levensdelict, te weten het uitlokken van moord. Deze veroordeling heeft verdachte er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een reeks van zeer intimiderende agressiedelicten, uitmondend in de moord op zijn tante.
In het licht van zijn documentatie, de in dit arrest bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, beschouwt het hof verdachte als een gevaarlijke man. Niet ondenkbaar is dat verdachte in herhaling zou kunnen vallen. Door zijn weigering mee te werken aan een gedragsdeskundige rapportage is slechts beperkt antwoord verkregen op de vraag in welke mate verdachte gevaarlijk is. Op de eventuele noodzakelijkheid en mogelijkheid van behandeling bestaat door diezelfde weigering geen zicht. Dit gegeven werkt in die zin door in de strafmaat dat het hof bij de bepaling van de hoogte ervan nadrukkelijk ook de beveiliging van de samenleving in zijn algemeenheid en verdachtes naaste familie in het bijzonder in ogenschouw heeft genomen.
Alles afwegende en vanuit een oogpunt van vergelding en met name bescherming van de samenleving, acht het hof voor de gepleegde feiten een gevangenisstraf voor de duur van eenentwintig jaren aangewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57, 285, 285b, 289 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-900082-10 onder 1 primair, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 05-702992-10 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 05-900082-10 onder 1 primair, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 05-702992-10 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 (eenentwintig) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr P.A.H. Lemaire, voorzitter,
mr P.R. Wery en mr A.G. Coumans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr L. Gereke, griffier,
en op 18 april 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
1 Voor zover hierna wordt verwezen naar processen-verbaal wordt telkens (met uitzondering van voetnoot 20, 21, 24, 49, 82, 83, 84, 101, 104, 134 en 152) verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Regiopolitie Gelderland-Midden Team Grootschalige Opsporing Kamp, BHV nummers 2009078626, 2009079360, 2010003163, 2010003700, 2010004514, 2010007370, gesloten en getekend op 22 september 2010 door R.M. Kerkhof Jonkman, brigadier van politie. De processen-verbaal zijn telkens in de wettelijke vorm opgemaakt.
2 Het proces-verbaal van bevindingen (pagina 216), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant; het proces-verbaal van bevindingen (pagina 219), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant; het proces-verbaal van bevindingen (pagina 222), voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten.
3 Een schriftelijk bescheid (pagina 2977), te weten een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) van 1 april 2010.
4 Een schriftelijk bescheid (pagina 3103), te weten een deskundigenrapport van het NFI van 30 juni 2010.
5 Een schriftelijk bescheid (pagina 2976), te weten een deskundigenrapport van het NFI van 1 april 2010; een schriftelijk bescheid (pagina 3093 en verder), te weten een deskundigenrapport van het NFI van 30 juni 2010.
6 Een schriftelijk bescheid (pagina 2978), te weten een deskundigenrapport van het NFI van 1 april 2010.
7 Het proces-verbaal (pagina 2784 tot en met 2787), voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten; het proces-verbaal (pagina 2793 tot en met 2799), voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten.
8 Een schriftelijk bescheid (pagina 3112), te weten een deskundigenrapport van het NFI van 30 juni 2010.
9 Het proces-verbaal (pagina 224), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 3].
10 Het proces-verbaal (pagina 420), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 9].
11 Een schriftelijk bescheid (pagina 230), te weten een op schrift gestelde verklaring van [getuige 10].
12 Het proces-verbaal van verhoor (pagina 356), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 11].
13 Een schriftelijk bescheid (pagina 3070 en 3085), te weten een rapport van het NFI van 29 juni 2010.
14 Een schriftelijk bescheid (pagina 3173), te weten een rapport van het NFI van 6 september 2010.
15 Een schriftelijk bescheid (pagina 3167 en 3173), te weten een rapport van het NFI van 6 september 2010.
16 Een schriftelijk bescheid (pagina 3170 en 3171), te weten een rapport van het NFI van 6 september 2010.
17 Een schriftelijk bescheid (pagina 3170 en 3171), te weten een rapport van het NFI van 6 september 2010; een schriftelijk bescheid (pagina 3091), te weten een rapport van het NFI van 29 juni 2010.
18 Een schriftelijk bescheid (pagina 3179), te weten een rapport van het NFI van 6 september 2010.
19 De verklaring van getuige-deskundige A.G.M. van Gorp, afgelegd bij de rechter-commissaris in de rechtbank Arnhem op 3 januari 2010.
20 Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof Arnhem, meervoudige kamer voor strafzaken, op 21 maart 2012.
21 Pagina 8 en 17 van het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof Arnhem, meervoudige kamer voor strafzaken, op 21 maart 2012, voor zover inhoudende de verklaring van A.G.M. van Gorp.
22 Het proces-verbaal van verhoor (pagina 1840), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
23 Het stamproces-verbaal (pagina 121 en 122), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant; een schriftelijk bescheid (pagina 411 en 412), te weten een op schrift gestelde verklaring van [getuige 5].
24 Een schriftelijk bescheid (pagina 21), te weten een rapport Interdisciplinair onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in [plaatsnaam A] op 20 januari 2010, zaaknummer 2010.01.21.006 van 29 december 2010; een schriftelijk bescheid (pagina 3084 en 3085), te weten een rapport van het NFI van 29 juni 2010.
25 Het proces-verbaal van verhoor (pagina 1632), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 10].
26 Het proces-verbaal van verhoor (pagina 1637), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 12].
27 Het proces-verbaal van verhoor (pagina 1640), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 13].
28 Het proces-verbaal van verhoor (pagina 1642), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 14].
29 Het proces-verbaal (pagina 1866), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
30 Het proces-verbaal (pagina 452 en verder), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [aangeefster 1].
31 Het proces-verbaal (pagina 225), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 3].
32 Het proces-verbaal van verhoor (pagina 490), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 4].
33 Het proces-verbaal van verhoor (pagina 366), voor zover inhoudende de verklaring van getuige J.G.A. van der Wal.
34 Zie hierna bij de bespreking van het in de zaak met parketnummer 05-702992-10 tenlastegelegde.
35 Het proces-verbaal (pagina 1816), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte; het proces-verbaal (pagina 1823), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
36 Het stamproces-verbaal (pagina 92), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant; het proces-verbaal van bevindingen (pagina 503 en verder), voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten.
37 Het proces-verbaal (pagina 1823), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
38 Het proces-verbaal (pagina 1258), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant.
39 Het stamproces-verbaal (pagina 83), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant; het als bijlage bij het proces-verbaal (pagina 1459 tot en met 1461) gevoegde schriftelijk bescheid, te weten een overzicht tapgegevens (pagina 1462).
40 Het proces-verbaal (pagina 1824), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
41 Het proces-verbaal (pagina 1461), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant; het als bijlage bij het proces-verbaal (pagina 1459 tot en met 1461) gevoegde schriftelijk bescheid, te weten een overzicht tapgegevens (pagina 1462).
42 Het proces-verbaal (pagina 1813), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
43 Het proces-verbaal (pagina 1823), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
44 Het proces-verbaal (pagina 1883, 1884, 1885, 1886, 1887 en 1888), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte; het proces-verbaal (pagina 224), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 3]; het proces-verbaal (pagina 376 en verder), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant; het proces-verbaal (pagina 433), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 3].
45 Het proces-verbaal (pagina 1887, laatste alinea), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
46 Het proces-verbaal (pagina 1888, bovenaan), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
47 Het proces-verbaal (pagina 1888, vijfde alinea), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
48 Het proces-verbaal (pagina 1837), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte; het proces-verbaal (pagina 1842), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte; het proces-verbaal (pagina 1844 en 1846), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte; het proces-verbaal (pagina 1888), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte; het proces-verbaal (pagina 376), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant; een schriftelijk bescheid (pagina 230 en verder), te weten een op schrift gestelde verklaring van [getuige 10]; het proces-verbaal (pagina 433 en verder), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 3]; het proces-verbaal (pagina 436 en verder), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 10].
49 Pagina 6 van het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof Arnhem, meervoudige kamer voor strafzaken, op 25 november 2011, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
50 Het proces-verbaal (pagina 1824, eerste alinea), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte; het proces-verbaal (pagina 1889), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
51 Het proces-verbaal (pagina 2549), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant; het proces-verbaal (pagina 2794), voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten; het proces-verbaal van bevindingen (pagina 1010), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant; het proces-verbaal (pagina 326), voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten; het proces-verbaal van doorzoeking (pagina 354), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant.
52 Het proces-verbaal (pagina 2553), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant.
53 Het proces-verbaal (pagina 228), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 3].
54 Het proces-verbaal (pagina 438), voor zover in houdende de verklaring van getuige [getuige 10].
55 Het proces-verbaal van verhoor (pagina 488 en verder), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 4].
56 Het proces-verbaal (pagina 430), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 14]; het proces-verbaal van verhoor (pagina 371), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 14].
57 Het proces-verbaal (pagina 2550), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant; het als bijlage bij het proces-verbaal (pagina 2538 tot en met 2565) gevoegde schriftelijk bescheid (pagina 2607), te weten een foto.
58 Het proces-verbaal (pagina 2551), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant.
59 Het proces-verbaal (pagina 438), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 10].
60 Het proces-verbaal (pagina 1823 en 1824), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
61 Het proces-verbaal (pagina 1825), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
62 Het proces-verbaal (pagina 1845), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
63 Het proces-verbaal (pagina 1889), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
64 Het proces-verbaal (pagina 1897), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
65 Het proces-verbaal (pagina 2183), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
66 Het proces-verbaal van bevindingen (pagina 852), voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten.
67 Het proces-verbaal (pagina 1825), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
68 Het proces-verbaal (pagina 1827), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
69 Het proces-verbaal (pagina 1836), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
70 Het proces-verbaal (pagina 1852), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
71 Het proces-verbaal (pagina 1854), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
72 Het proces-verbaal (pagina 1854), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
73 Het proces-verbaal (pagina 1890), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
74 Het proces-verbaal (pagina 1895), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
75 Het proces-verbaal (pagina 1936), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
76 Het proces-verbaal (pagina 1940), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
77 Het proces-verbaal (pagina 1942), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
78 Het proces-verbaal (pagina 1952), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
79 Het proces-verbaal (pagina 1960), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
80 Het proces-verbaal (pagina 2010), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
81 Het proces-verbaal (pagina 792 en verder), voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten.
82 Pagina 2 en 3 van het in de wettelijke vorm opgemaakte (aanvullend) proces-verbaal van bevindingen, genummerd 07TGO10001, opgemaakt en getekend op 19 januari 2012 door J.W. van Veen, verbalisant van politie.
83 Pagina 2 van het in de wettelijke vorm opgemaakte (aanvullend) proces-verbaal van bevindingen, genummerd 07TGO10001, opgemaakt en getekend op 19 januari 2012 door J.W. van Veen, verbalisant van politie.
84 Het als bijlage bij het (aanvullend) proces-verbaal van bevindingen, genummerd 07TGO10001, opgemaakt en getekend op 19 januari 2012 door J.W. van Veen, verbalisant van politie, gevoegd (aanvullend) proces-verbaal, genummerd 07TGO10001, opgemaakt en getekend op 18 januari 2012 door M.P.J.M. Lampio, verbalisant van politie.
85 Het proces-verbaal (pagina 1816), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
86 Het proces-verbaal (pagina 1824), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
87 Het proces-verbaal (pagina 1825), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
88 Het proces-verbaal (pagina 1827), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
89 Het proces-verbaal (pagina 1830), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
90 Het proces-verbaal (pagina 1836), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
91 Het proces-verbaal (pagina 1902), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
92 Het proces-verbaal (pagina 1940), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
93 Het proces-verbaal (pagina 1836 en 1837), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
94 Het proces-verbaal (pagina 1846), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
95 Het proces-verbaal (pagina 1888), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
96 Het stamproces-verbaal (pagina 67), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant; het (door het hof geconstateerd) met die conclusie in overeenstemming zijnde onderliggende proces-verbaal van bevindingen (pagina 441), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant.
97 Het proces-verbaal (pagina 2029 en 2030), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
98 Het proces-verbaal (pagina 1826), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
99 Het proces-verbaal (pagina 1898), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
100 Het proces-verbaal (pagina 2183 en 2184), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
101 Pagina 10 van het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof Arnhem, meervoudige kamer voor strafzaken, op 25 november 2011, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
102 Het proces-verbaal (pagina 1827), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
103 Het proces-verbaal (pagina 1844), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
104 Pagina 18 van het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof Arnhem, meervoudige kamer voor strafzaken, op 25 november 2011.
105 Een schriftelijk bescheid (pagina 3100, 3102, 3103, 3104, 3105 en 3106), te weten een deskundigenrapport van het NFI van 30 juni 2010.
106 Het proces-verbaal van bevindingen (pagina 1010), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant; het proces-verbaal van bevindingen (pagina 2097), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant; een schriftelijk bescheid (pagina 3051 en verder), te weten een rapport van het NFI van 9 juni 2010; een schriftelijk bescheid (pagina 3093 en verder), te weten een deskundigenrapport van het NFI van 30 juni 2010.
107 Een schriftelijk bescheid (pagina 3093 en verder), te weten een deskundigenrapport van het NFI van 30 juni 2010.
108 Een schriftelijk bescheid (pagina 3093 en verder), te weten een deskundigenrapport van het NFI van 30 juni 2010.
109 Een schriftelijk bescheid (pagina 3080 en 3081), te weten een rapport van het NFI van 29 juni 2010.
110 Het proces-verbaal van aangifte (pagina 130 en 131), voor zover inhoudende de verklaring van aangeefster [aangeefster 1]; het proces-verbaal van verhoor (pagina 1869), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
111 Het stamproces-verbaal (pagina 45), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant.
112 Het stamproces-verbaal (pagina 45), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant.
113 Het proces-verbaal van aangifte (pagina 131 en 132), voor zover inhoudende de verklaring van aangeefster [aangeefster 1].
114 Het proces-verbaal van aangifte (pagina 132), voor zover inhoudende de verklaring van aangeefster [aangeefster 1].
115 Het stamproces-verbaal (pagina 45), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant.
116 Het stamproces-verbaal (pagina 45), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant.
117 Het proces-verbaal van bevindingen (pagina 141 en 142), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant.
118 Het proces-verbaal van verhoor (pagina 1792), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
119 Het proces-verbaal van aangifte (pagina 182), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [aangever 2].
120 Het als bijlage bij het proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] (pagina 182 tot en met 184), gevoegde schriftelijk bescheid, te weten een brief van [naam kantoor]van 11 januari 2010 (pagina 185).
121 Het proces-verbaal van verhoor (pagina 198 en 199), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 2].
122 Het stamproces-verbaal (pagina 50), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant.
123 Het proces-verbaal van verhoor (pagina 198 en 199), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 2].
124 Het proces-verbaal van aangifte (pagina 183), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [aangever 2].
125 Het proces-verbaal van verhoor (pagina 358, 360 en 361), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 1].
126 Het stamproces-verbaal (pagina 44), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant.
127 Het als bijlage bij het proces-verbaal van aangifte door [aangeefster 1] (pagina 155 tot en met 158) gevoegde schriftelijk bescheid, te weten een foto (pagina 163).
128 Het proces-verbaal van aangifte (pagina 155 en 156), voor zover inhoudende de verklaring van aangeefster [aangeefster 1].
129 Het proces-verbaal van aangifte (pagina 156), voor zover inhoudende de verklaring van aangeefster [aangeefster 1].
130 Het proces-verbaal van bevindingen (pagina 177), voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten.
131 Het proces-verbaal van sporenonderzoek (pagina 181), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant.
132 Het proces-verbaal (pagina 2775), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant.
133 Het proces-verbaal van bevindingen (pagina 177 en 178), voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten.
134 Pagina 14 van het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof Arnhem, meervoudige kamer voor strafzaken, op 25 november 2011, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
135 Het proces-verbaal van aangifte (pagina 130), voor zover inhoudende de verklaring van aangeefster [aangeefster 1].
136 Het stamproces-verbaal (pagina 86 en 87), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant.
137 Het stamproces-verbaal (pagina 45), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant.
138 Het proces-verbaal van bevindingen (pagina 141, 142, 143, 144, 145, 148 en 151), voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten.
139 Het proces-verbaal van verhoor (pagina 224), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 3]; het proces-verbaal van verhoor (pagina 443), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 3].
140 Het proces-verbaal van verhoor (pagina 224), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 3].
141 Het proces-verbaal van verhoor (pagina 1826), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
142 Een schriftelijk bescheid (pagina 410, 411 en 412), te weten een op schrift gestelde verklaring van [getuige 5].
143 Het proces-verbaal van verhoor (pagina 417, 418 en 419), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 6].
144 Het stamproces-verbaal (pagina 86), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant.
145 Het stamproces-verbaal (pagina 43), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant.
146 Het proces-verbaal van verhoor (pagina 521, 522 en 523), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 7].
147 Het proces-verbaal van verhoor (pagina 618 en 619), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 8].
148 Het proces-verbaal van verhoor (pagina 620), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 8]; het stamproces-verbaal (pagina 67), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant.
149 Het proces-verbaal van verhoor (pagina 1562), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [aangever 5].
150 Het proces-verbaal van aangifte (pagina 1558), voor zover inhoudende verklaring van aangever [aangever 4].
151 Het proces-verbaal van verhoor (pagina 1353, 1354 en 1355), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [aangever 3].
152 Pagina 14 en 15 van het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof Arnhem, meervoudige kamer voor strafzaken, op 25 november 2011, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
153 Het proces-verbaal van verhoor (pagina 1354 en 1355), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [aangever 3].
154 Het proces-verbaal van aangifte (pagina 1558 en 1559), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [aangever 4].
155 Het proces-verbaal van verhoor (pagina 1562), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [aangever 5].
156 Gelezen in samenhang met het stamproces-verbaal (pagina 58), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant.