ECLI:NL:HR:2000:AA6237
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- P. Neleman
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- J.B. Fleers
- A. Hammerstein
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een arrest van het Gerechtshof inzake dwaling bij aandelenoverdracht
In deze zaak heeft L.E. Beheermaatschappij B.V. (hierna: L.E. Beheer) cassatie ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 30 juni 1998 een tussenvonnis van de Rechtbank te 's-Gravenhage had vernietigd en de vordering van L.E. Beheer had afgewezen. De zaak betreft een geschil over de geldigheid van een overeenkomst tot overdracht van aandelen in [A] B.V. die op 3 mei 1991 was gesloten tussen L.E. Beheer en [de echtgenoot] van de verweerder in cassatie, [de echtgenote]. L.E. Beheer vorderde onder andere dat de overeenkomst wegens dwaling zou worden vernietigd, omdat [de echtgenoot] niet had meegedeeld dat de stamrechtovereenkomst ook rechten aan zijn echtgenote toekende. De Rechtbank had in een tussenvonnis geoordeeld dat het beroep op dwaling slaagde, maar het Gerechtshof oordeelde anders en wees de vordering af. In cassatie werd de vraag aan de orde gesteld of het Hof de stellingen van L.E. Beheer ten onrechte niet had behandeld en of het Hof een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd met betrekking tot de mededelingsplicht van [de echtgenoot]. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom [de echtgenoot] niet een mededelingsplicht had en vernietigde het arrest van het Gerechtshof. De zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing. Tevens werd [de echtgenote] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.