ECLI:NL:HR:1999:AA4832
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Mijnssen
- J. Korthals Altes
- C. Herrmann
- M. Fleers
- A. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Beëindiging alimentatie na scheiding en de toepassing van de Wet limitering na scheiding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 maart 1999 uitspraak gedaan over de beëindiging van de alimentatieverplichting van de man jegens de vrouw na hun echtscheiding. De vrouw had in cassatie beroep ingesteld tegen een eerdere beslissing van het Gerechtshof te Arnhem, dat de beëindiging van de alimentatie had bekrachtigd. De man had verzocht om de alimentatie te beëindigen op grond van de Wet limitering na scheiding, die per 1 juli 1997 in werking trad. De Rechtbank te Arnhem had het verzoek van de man toegewezen, waarna de vrouw in hoger beroep ging. Het Hof oordeelde dat de beëindiging van de alimentatie niet ingrijpend was en dat de vrouw geen onredelijke terugval in haar inkomen zou ervaren.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en stelde dat bij de beoordeling van de beëindiging van de alimentatie hoge motiveringseisen gelden. De Hoge Raad oordeelde dat de rechter in beginsel mag aannemen dat het beroep van de alimentatiegerechtigde op de uitzondering faalt, wanneer de beëindiging van de uitkering voor de alimentatiegerechtigde geen of slechts een relatief onbetekenende terugval in inkomen met zich meebrengt. In dit geval was de conclusie van het Hof dat er feitelijk geen terugval in het besteedbaar inkomen van de vrouw zou optreden, voldoende gemotiveerd. De Hoge Raad verwierp het beroep van de vrouw, waarmee de beslissing van het Hof in stand bleef.