ECLI:NL:HR:2003:AF8274
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Beëindiging en verlenging van alimentatieverplichtingen na scheiding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 september 2003 uitspraak gedaan over de beëindiging en verlenging van alimentatieverplichtingen na een scheiding. De man had in 2000 verzocht om de alimentatie die hij aan de vrouw betaalde te beëindigen, of in ieder geval te beperken. De vrouw verzocht op haar beurt om verlenging van de alimentatieverplichting. De Rechtbank te 's-Gravenhage oordeelde in 2001 dat de alimentatieverplichting van de man zou eindigen op 1 december 2010, maar dat verlenging mogelijk was. De man ging in hoger beroep, en het Gerechtshof te 's-Gravenhage verlengde de alimentatieverplichting tot 1 september 2011 en stelde een afbouwregeling vast. De vrouw ging in cassatie tegen deze beslissing.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de belangen van beide partijen goed had afgewogen. Het Hof had terecht geoordeeld dat een directe beëindiging van de alimentatie voor de vrouw onbillijk zou zijn, gezien haar slechte gezondheid en het feit dat zij niet eerder fulltime had gewerkt. De Hoge Raad bevestigde dat de afbouwregeling die het Hof had vastgesteld, rechtvaardig was en dat de wettelijke indexering van de alimentatie uitgesloten kon worden. De Hoge Raad verwerpt het principale beroep van de vrouw en bevestigt de beslissing van het Hof, waarbij de alimentatieverplichting geleidelijk verminderd wordt om de vrouw de kans te geven zich aan te passen aan de nieuwe situatie.