ECLI:NL:HR:1999:AA2635
Hoge Raad
- Cassatie
- Z. Zuurmond
- A. Beukenhorst
- J. Monné
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie van X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, die betrekking heeft op de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet tijdig is ingediend. De Griffier van het Hof had op 6 maart 1998 een afschrift van de uitspraak aan de partijen verzonden. Het beroepschrift is pas op 21 april 1998 ter griffie van het Hof ingekomen, wat buiten de termijn van zes weken viel die in de Algemene wet bestuursrecht is vastgesteld. De termijn eindigde op 17 april 1998.
De Hoge Raad oordeelt dat de belanghebbende niet in verzuim is geweest met betrekking tot de indiening van het beroepschrift, ondanks haar afwezigheid wegens vakantie. De termijn voor het indienen van het beroepschrift was al aangevangen op de dag na de verzending van de uitspraak door het Hof. De belanghebbende had de mogelijkheid om een gemachtigde aan te wijzen of de griffie van haar afwezigheid in kennis te stellen, maar heeft dit nagelaten. Na haar terugkomst had zij nog zes dagen om het beroepschrift in te dienen, maar ook hiervan heeft zij geen gebruik gemaakt.
De Hoge Raad concludeert dat de belanghebbende niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar beroep in cassatie. Daarnaast zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Het arrest is op 3 februari 1999 vastgesteld door de raadsheer Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren Beukenhorst en Monné, en is in het openbaar uitgesproken.