In deze zaak gaat het om het beroep van eisers tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen, waarbij hun bezwaarschrift tegen een handhavingsbesluit niet-ontvankelijk is verklaard omdat het te laat was ingediend. Het besluit waartegen eisers bezwaar maakten, werd op 9 juli 2020 bekendgemaakt, en het bezwaarschrift werd pas op 8 september 2020 ontvangen, wat buiten de wettelijke termijn van zes weken viel. Eisers voerden aan dat er sprake was van verschoonbare redenen voor de termijnoverschrijding, waaronder de coronacrisis, een gebrek aan juridische kennis, en de indruk dat er nog tijd was om bezwaar te maken. De rechtbank oordeelde echter dat deze redenen niet voldoende waren om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van eisers was om tijdig een gemachtigde in te schakelen en dat de fatale termijn voor het indienen van een bezwaarschrift strikt moet worden nageleefd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de eisers in de proceskosten af. De uitspraak werd gedaan door rechter R.C. Moed en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.