ECLI:NL:RBMNE:2021:2189

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
20/4657
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van gemeente Huizen inzake te laat ingediend bezwaarschrift

In deze zaak gaat het om het beroep van eisers tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen, waarbij hun bezwaarschrift tegen een handhavingsbesluit niet-ontvankelijk is verklaard omdat het te laat was ingediend. Het besluit waartegen eisers bezwaar maakten, werd op 9 juli 2020 bekendgemaakt, en het bezwaarschrift werd pas op 8 september 2020 ontvangen, wat buiten de wettelijke termijn van zes weken viel. Eisers voerden aan dat er sprake was van verschoonbare redenen voor de termijnoverschrijding, waaronder de coronacrisis, een gebrek aan juridische kennis, en de indruk dat er nog tijd was om bezwaar te maken. De rechtbank oordeelde echter dat deze redenen niet voldoende waren om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van eisers was om tijdig een gemachtigde in te schakelen en dat de fatale termijn voor het indienen van een bezwaarschrift strikt moet worden nageleefd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de eisers in de proceskosten af. De uitspraak werd gedaan door rechter R.C. Moed en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4657

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres], te [woonplaats], eisers,

(gemachtigde: mr. J.M. Poortvliet)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eisers tegen het besluit van verweerder van
12 november 2020.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)).
In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt. In dit geval is het besluit waartegen eisers bezwaar hebben gemaakt bekendgemaakt op 9 juli 2020. Het bezwaarschrift had dus uiterlijk op 20 augustus 2020 door verweerder ontvangen moeten zijn. Verweerder heeft het bezwaarschrift ontvangen op 8 september 2020. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat verweerder het bezwaar niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eisers niets aan kan doen.
3. Niet in geschil is dat het bezwaar te laat is ingediend. Volgens eisers is er echter sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Daarvoor geven zij de volgende redenen. Eisers zijn ondernemers en hebben sinds de coronacrises alle zeilen bij moeten zetten om het hoofd boven water te houden. Eisers zeggen verder dat zij naar aanleiding van het zienswijzegesprek van 19 juni 2020 geen handhavend optreden meer hadden verwacht. In bezwaar zijn zij niet bijgestaan door een jurist. Zij zijn op vakantie gegaan en vonden het handhavingsbesluit bij thuiskomst. Eisers zijn beiden niet juridisch onderlegd en hebben pas bezwaar ingediend nadat hun adviseur dit na terugkomst van zijn vakantie aan hen had verteld. Ook het gegeven dat er in het handhavingsbesluit herhaaldelijk 1 november 2020 als deadline werd genoemd heeft eisers de indruk gegeven dat zij nog tijd hadden. Daarnaast geven eisers aan dat er het laatste jaar stemmen op zijn gegaan dat het mogelijk zou moeten zijn om bij toepassing van artikel 6:11 van de Awb af te wijken van de harde lijn zoals ontwikkeld in de jurisprudentie.
4. De rechtbank ziet in dat wat eisers aanvoeren geen verschoonbare redenen voor het te laat indienen van het bezwaarschrift. De rechtbank ziet in de stukken in het dossier onvoldoende aanwijzingen dat eisers er van uit konden gaan dat verweerder van handhaven zou afzien. Het had op de weg van eisers gelegen om gedurende de vakantie iemand in te schakelen die de post controleerde. Ook hadden eisers – mede omdat ze beiden niet juridisch onderlegd zijn – al in een eerder stadium een (juridisch) gemachtigde in kunnen schakelen. Dat zij dit niet hebben gedaan komt voor hun eigen risico. De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift is echter een fatale termijn van openbare orde. Om die reden zijn er strenge regels om een verschoonbare reden voor het te laat indienen van het bezwaar aan te kunnen nemen. Dat eisers door hun vakantie te laat bekend zijn geworden met het besluit van 9 juli 2020 is geen verschoonbare reden. Dat is vaste rechtspraak [1] . In wat eisers aanvoeren ziet de rechtbank geen aanleiding om van deze vaste rechtspraak af te wijken.
5. Verweerder heeft dus het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk mogen verklaren. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond (artikel 8:54 van de Awb).
6. Eisers krijgen geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 29 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Hoge Raad van 3 februari 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2635.