ECLI:NL:HR:1999:AA1486
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Roelvink
- A. Neleman
- W. Heemskerk
- J. de Savornin Lohman
- H. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de toelaatbaarheid van ex aequo et bono begroting in betalingsvorderingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 oktober 1999 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser], handelende onder de naam [handelsnaam1], en [verweerder], handelende onder de naam [handelsnaam 2]. De zaak betreft een vordering van [verweerder] tot betaling van een bedrag van Afl. 18.000,-- door [eiser], die in eerste instantie door het Gerecht in eerste aanleg van Aruba werd afgewezen. [verweerder] had hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, waar het Hof het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg vernietigde en [eiser] veroordeelde tot betaling van Afl. 2.000,--. [eiser] heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit eindvonnis van het Hof.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het Hof ten onrechte de vordering van [verweerder] ex aequo et bono heeft begroot. De Hoge Raad oordeelt dat bij een vordering tot nakoming van betalingsverbintenissen uit verschillende overeenkomsten, het Hof niet vrijstaat om het verschuldigde bedrag te schatten bij gebrek aan bewijs. Dit is een belangrijke uitspraak die de grenzen van de ex aequo et bono-begroting in het civiele recht verduidelijkt.
De Hoge Raad heeft het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie vernietigd en het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg bekrachtigd. Tevens is [verweerder] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [eiser] zijn begroot op ƒ540,-- aan verschotten en ƒ3.500,-- voor salaris.