Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
vervroegdeopeisbaarheid van het door de kredietnemer verschuldigde bedrag, anders gezegd: op de opeisbaarheid van de termijnen die nog niet zijn vervallen en die de kredietnemer dus nog niet aan de kredietgever verschuldigd is. Art. 33 sub c, primo, Wck staat slechts toe dat deze termijnen bij vervroeging opeisbaar worden gemaakt in het geval waarin de kredietnemer ten minste twee vervallen termijnen niet heeft betaald, de kredietgever de kredietnemer ter zake in gebreke heeft gesteld en de kredietnemer de vervallen termijn niet binnen de gestelde termijn alsnog heeft voldaan. Art. 33 sub c, primo, Wck heeft geen betrekking op termijnen die vervallen en dus reeds opeisbaar zijn; daarvan kan uit de aard der zaak onmiddellijk betaling worden gevorderd.