ECLI:NL:GHLEE:2011:BP7451
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Aanneming en bewijsvoering bij contractuele afspraken over regiebasis of vaste aanneemsom
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden werd behandeld, ging het om een hoger beroep in een civiele zaak met betrekking tot aanneming. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A. Schütz, had in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen de geïntimeerde, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.H. Knegtering, over de vraag of er op regiebasis was gecontracteerd of dat er een vaste aanneemsom was overeengekomen. Het hof oordeelde dat de grieven van de appellant niet konden slagen, omdat het tussenarrest van 5 oktober 2010 had vastgesteld dat er sprake was van een vaste aanneemsom. De appellant had in zijn grieven verondersteld dat dit niet het geval was, wat de basis van zijn argumentatie ondermijnde.
Tijdens de procedure werd de appellant in de gelegenheid gesteld om te specificeren welk deel van het door hem begrote bedrag van € 5.000,= betrekking had op de behandeling van houtworm, aangezien dit de enige betwiste werkzaamheid was. De appellant had echter niet voldoende bewijs geleverd om zijn vordering te onderbouwen. Het hof concludeerde dat de grieven van de appellant, waaronder de stelling dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat hij de betaling van € 2.266,65 had geweigerd, niet konden leiden tot vernietiging van het bestreden eindvonnis.
Uiteindelijk bekrachtigde het hof het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de appellant in de kosten van het geding in hoger beroep. Het hof oordeelde dat de appellant als de overwegend in het ongelijk gestelde partij diende te worden aangemerkt, en dat de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad werd verklaard. Dit arrest werd uitgesproken op 15 februari 2011.