"Schending van het Nederlandse recht, met name de artikelen 8 en 13 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in combinatie met artikel 9 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en artikel 17 van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
Primair.
Goed koopmansgebruik staat toe, gelijk belastingplichtige heeft gedaan, pakketten aandelen welke op grond van artikel 13 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 zijn aan te merken als deelnemingen te waarderen op kostprijs (of lagere intrinsieke waarde) en aandelen, niet zijnde deelnemingen op grond van eerdergenoemd artikel 13, op kostprijs of lagere beurskoers. Nu belastingplichtige de in geding zijnde aandelen [B] N.V. per ultimo 1981 heeft gewaardeerd op de lagere beurskoers omdat op dat moment niet meer sprake was van een deelneming op grond van artikel 13 van de Wet op de vennootschapbelasting 1969, is sprake van een fiscaal aftrekbaar verlies op aandelen.
De beslissing van het Hof, inhoudende: ''"een redelijke wetstoepassing brengt onder de gegeven omstandigheden met zich de deelnemingsvrijstelling in het onderhavige geval ook te doen gelden nu het gedurende de deelnemingsperiode ontstane verlies pas tot uitdrukking is gekomen door lagere waardering op het einde van het boekjaar, in de loop waarvan de vrijstelling ophield te gelden"'' is niet juist te achten op grond van de volgende overwegingen:
- de waarde van het pakket aandelen per het moment van sfeerovergang (van deelneming naar belegging) is irrelevant; immers de tekst van artikel 13 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 noemt slechts eisen waaraan voldaan dient te zijn op het moment dat het voordeel wordt gerealiseerd; verwezen zij te dezen naar de Hoge Raad 4 november 1987, BNB 1988/32.
- Nu het Hof beslist:
''"de deelnemingsvrijstelling in het onderhavige geval ook te doen gelden nu het gedurende de deelnemingsvrijstelling ontstane verlies pas tot uitdrukking is gekomen door lagere waardering op het einde van het boekjaar, in de loop waarvan de vrijstelling ophield te gelden"''
lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat het Hof de deelnemingsvrijstelling toepast op een verlies geleden (op 31 december 1981) op aandelen welke niet zijn aan te merken als een deelneming op grond van artikel 13 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, immers het Hof stelt vast (en accepteert dus kennelijk) dat het verlies tot uitdrukking is gekomen door lagere waardering op het einde van het boekjaar.
Nu op het einde van het boekjaar (1981) niet meer sprake is van aandelen in de zin van artikel 13 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is de beslissing van het Hof niet juist.
Subsidiair.
De uitspraak van het Hof is niet naar de eis der wet met redenen omkleed alsmede onbegrijpelijk.
Ter motivering moge het volgende worden opgemerkt.
Het Hof beslist dat ''"onder de gegeven omstandigheden een redelijke wetstoepassing etc."''
Een van "de gegeven omstandigheden" is de volgens het Hof bestaande intentie van belanghebbende om het hele pakket op 7 september 1981 te verkopen.
- Van genoemde intentie blijkt niet uit de feiten die door de inspecteur casu quo belanghebbende zijn aangevoerd.
- Het feit dat het resterende pakket eerst in 1983 werd verkocht weerspreekt bovendien deze door het Hof ten onrechte aangenomen intentie.
- Genoemde intentie kan bij de directie van belastingplichtige welke volgens de niet weersproken stelling van de Inspecteur ''"verbonden is met het gebeuren op de beurs"'' ook logischerwijs niet hebben bestaan. Immers het Hof stelt vast dat [A] op 7 september 1981 bereid was om slechts een klein (1,04%) pakket (en niet meer) over te nemen waardoor het belang daalde tot 4,96%. Indien genoemde intentie zou hebben bestaan, zou zulks gezien laatstgenoemd feit betekenen dat de intentie aanwezig was, het resterende belang van 4,96% op 7 september 1981 op de beurs te verkopen. Zulks moet als zeer onwaarschijnlijk worden aangemerkt gezien de vaststelling dat de directie van belastingplichtige verbonden is met het gebeuren op de beurs in combinatie met het meer algemeen bekend zijnde gegeven dat niet op één dag (of binnen een korte periode) 4,96% aandelen [B] via de beurs is te verkopen zonder dat zulks tot een ineenstorting van de koers leidt".