Parketnummer : 20-000603-20
Uitspraak : 20 februari 2025
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 13 februari 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-990003-15 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
wonende te [adres 1] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het onder 11 tenlastegelegde en de verdachte ter zake van:
1. primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2. primair:
poging tot medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
3.
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door
- een ander trachten te bewegen dat feit te plegen, te doen plegen of uit te lokken, daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en
- zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen en
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dit delict;
4.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid aanhef en onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
5 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
6:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde artikel van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door
- een ander trachten te bewegen dat feit te plegen, te doen plegen of uit te lokken, daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en
- zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen en
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dit delict;
7:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde artikel van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door
- een ander trachten te bewegen dat feit te plegen, te doen plegen of uit te lokken, daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en
- zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen en
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dit delict;
8:
medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
9:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
10:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaar en zes maanden, met aftrek van voorarrest.
Daarnaast heeft de rechtbank van twee inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen de teruggave aan de verdachte gelast.
Ook heeft de rechtbank de benadeelde partij [slachtoffer 1] (ter zake van feit 11) niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door rechtbank Oost-Brabant vrijgesproken van hetgeen aan hem onder
11 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen, de tenlastegelegde feiten bewezen zal verklaren conform de bewezenverklaring van de rechtbank, met toevoeging van de pleegplaats Duitsland ter zake feit 8, en aan de verdachte zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van voorarrest.
Door en namens de verdachte is – kort gezegd – primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is vrijspraak op onderdelen bepleit en meer subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Het beroepen vonnis zal, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, worden vernietigd, omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Verweer ex artikel 314a Sv
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat er zich in het dossier geen gewaarmerkt afschrift van de (concept) 314a Sv-vordering bevindt en dat het hof daarom de tenlastelegging moet verstaan overeenkomstig de inleidende dagvaarding van 4 augustus 2016 en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op die grondslag moet laten plaatsvinden. Hetgeen de raadsman ter nadere adstructie van het verweer heeft aangevoerd, staat verwoord in de door hem overgelegde schriftelijke stuk, dat aan het proces-verbaal van de terechtzitting is gehecht en als hier herhaald en ingelast wordt beschouwd.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het systeem van de wet is zo ingericht dat het Openbaar Ministerie, wanneer de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt krachtens een bevel tot gevangenneming of gevangenhouding waarvan de geldigheidsduur niet meer kan worden verlengd op grond van artikel 66, derde lid, Sv, de zaak ter terechtzitting dient aan te brengen bij de strafrechter. In zo’n geval kan, indien de definitieve beschuldiging nog niet geformuleerd kan worden omdat bijvoorbeeld het strafrechtelijk opsporingsonderzoek nog niet is afgerond, voor de opgave van het feit worden volstaan met de omschrijving die in dat bevel tot voorlopige hechtenis is gegeven. Dit volgt uit artikel 261, derde lid, Sv. De tenlastelegging wordt in zo’n geval doorgaans aangeduid als een ‘voorlopige tenlastelegging’ in de zin van art. 314a Sv. Op enig moment moet de tenlastelegging wel in overeenstemming met artikel 261, eerste lid, Sv worden gebracht, zodat duidelijk is waartegen de verdachte zich moet verdedigen. Dit wordt voorgeschreven door artikel 314a Sv. De officier van justitie zal in dat geval een vordering nadere omschrijving van de tenlastelegging moeten doen waarop de rechtbank een beslissing dient te nemen. Als de rechtbank die vordering toewijst, dan is sprake van een dagvaarding die de grondslag zal vormen voor de uiteindelijke beraadslagingen op de voet van art. 348 en 350 Sv. Een dergelijke tenlastelegging kan alleen op de voet van art. 313 Sv gewijzigd worden met inachtneming van de in de wet en jurisprudentie neergelegde beoordelingskaders.
Het hof stelt de volgende feiten vast.
Vóór de terechtzitting in eerste aanleg is aan de verdachte een zogenoemde voorlopige dagvaarding uitgereikt, waarin met betrekking tot de tenlastegelegde feiten is volstaan met een omschrijving van het feit zoals dit in het bevel gevangenhouding c.q. bewaring is opgenomen.
Uit de stukken van de rechtbank, te weten de processen-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting, kan niet worden afgeleid dat eerder dan op de zitting van 20 februari 2027 een vordering ex artikel 314a Sv is gedaan. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 februari 2017 – hetgeen de kenbron is van hetgeen daar is voorgevallen – kan worden afgeleid dat toen door het Openbaar Ministerie een vordering tot wijziging van de tenlastelegging is gedaan. De grondslag – artikel 313 of 314a Sv – is niet vermeld, maar een en ander kan niet anders worden uitgelegd dan dat toen en daar een vordering als bedoeld in artikel 314a Sv is gedaan. Uit het proces-verbaal van die zitting blijkt ook dat die vordering is toegewezen en dat aan de verdediging een gewaarmerkt afschrift is verstrekt.
Het hof stelt verder vast dat het door de advocaat-generaal aan het hof overgelegde exemplaar van de vordering ex artikel 314a Sv uit eerste aanleg dezelfde tekst heeft en dus gelijkluidend is aan de in het vonnis opgenomen tenlastelegging. Het hof concludeert aldus dat de tekst van de in die vordering opgenomen tenlastelegging de grondslag heeft gevormd voor het onderzoek ter terechtzitting en de beraadslaging ex artikel 348/350 Sr door de rechtbank. Uit het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg blijkt niet van enige onduidelijkheid aan de zijde van de verdediging omtrent de inhoud van de tenlastelegging. Dat in het proces-verbaal de inhoud van de vordering niet is opgenomen en het gewaarmerkte afschrift zich niet in het dossier bevindt en kennelijk in het ongerede is geraakt, leidt – gelet op het feit dat nietigheid noch substantiële nietigheid hierop gesteld is – niet tot het gevolg dat de verdediging nastreeft.
Het verweer wordt mitsdien verworpen.
De tenlastelegging is in eerste aanleg en in hoger beroep gewijzigd. Met betrekking tot het onder 8 tenlastegelegde (medeplegen van gewoontewitwassen) overweegt het hof als volgt.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het witwassen van een deel van de tenlastegelegde geldbedragen. Bij twee geldbedragen, te weten het geldbedrag van € 141.900,- (sub e) en het geldbedrag van € 83.500,- (sub h) (de letteraanduiding van de geldbedragen is overgenomen uit de bewijsoverwegingen van de rechtbank), heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken, omdat – kort gezegd – Duitsland niet als pleegplaats was tenlastegelegd, terwijl de betreffende witwashandelingen (het omzetten van geld door het storten ervan op een Duitse bankrekening) alleen in dat land hebben plaatsgevonden.
Hoewel het Openbaar Ministerie in die vrijspraken berust, zijn de betreffende geldbedragen ook in hoger beroep aan de orde. Tenlastegelegd is namelijk – kort gezegd – het medeplegen van gewoontewitwassen. In de feitelijke uitwerking is door middel van een opsomming geconcretiseerd uit welke witwashandelingen de gewoonte volgens het Openbaar Ministerie heeft bestaan. Uit de aard van het strafbare feit gewoontewitwassen volgt dat sprake moet zijn van meerdere witwashandelingen die samen de (strafverzwarende omstandigheid van de) gewoonte vormen. Dat betekent dat het onder 8 tenlastegelegde in het geheel aan de orde is in hoger beroep.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de tenlastelegging van het onder 8 tenlastegelegde wordt gewijzigd, in dier voege dat in de kop
(‘hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 7 juni 2016 te Bunschoten-Spakenburg en/of Amersfoort en/of Heemstede en/of Hillegom, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland’) als pleegplaats ‘en/of Duitsland’ wordt toegevoegd. Uit de toelichting die de advocaat-generaal hierop heeft gegeven, blijkt dat het niet haar bedoeling is om door deze toevoeging alsnog tot een bewezenverklaring te komen van het witwassen van het geldbedrag van € 141.900,- (sub e) en het geldbedrag van € 83.500,- (sub h). Volgens haar ziet de wijziging alleen op de door [slachtoffer 2] in Duitsland gedane geldstortingen. Het hof begrijpt dat dit het geldbedrag van € 297.025,- (sub i) betreft, welk bedrag door de rechtbank bewezen is verklaard.
Het hof heeft de gevorderde wijziging van de tenlastelegging toegewezen, omdat deze voldoet aan de daarvoor geldende formele maatstaven.
Door de plaatsing van de pleegplaats ‘en/of Duitsland’ in de kop van de tenlastelegging, geldt deze pleegplaats echter taalkundig gezien voor alle daaronder opgenomen witwashandelingen, dus ook voor het witwassen van de twee genoemde geldbedragen sub e en sub h waarvan de rechtbank de verdachte heeft vrijgesproken en waarvan de advocaat-generaal niet alsnog een bewezenverklaring beoogt (terwijl een bewezenverklaring daarvan thans in beginsel wel mogelijk is door de wijziging van de tenlastelegging). De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep uitdrukkelijk te kennen gegeven dat zulks niet haar bedoeling is. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof reeds als zijn voorgenomen oordeel tot uitdrukking gebracht dat het de tenlastelegging aldus zal verstaan, dat de toevoeging van de pleegplaats ‘en/of Duitsland’ alleen betrekking heeft op het geldbedrag van € 297.025,- (sub i) en niet op de overige geldbedragen, waaronder het geldbedrag van € 141.900,- (sub e) en het geldbedrag van € 83.500,- (sub h).
Daarnaast heeft het hof de in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies verbeterd.
Door voormelde verbeteringen van de tenlastelegging is de verdachte niet geschaad in de verdediging.
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep en met inachtneming van het voorgaande – tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 14 juli 2015 te Bunschoten-Spakenburg en/of Hillegom en/of Amersfoort en/of Heemstede en/of Geleen, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, althans opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(ongeveer) 3.150 kilogram en/of (ongeveer) 628 kilogram, in elk geval (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 14 juli 2015 te Bunschoten-Spakenburg en/of Hillegom en/of Amersfoort en/of Heemstede en/of Geleen, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit of feiten, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het meermalen opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (ongeveer) 3.150 kilogram en/of (ongeveer) 628 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoersmiddelen en/of stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft hij/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar toen en daar opzettelijk:
- een of meer telefoongesprek(ken) (in versluierd taalgebruik) gevoerd en/of een of meer sms-bericht(en) en/of mailberichten verstuurd met betrekking tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van genoemde hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
- met een of meer perso(o)n(en) contact opgenomen en/of ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van genoemde hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
- een of meer betaling(en) (laten) verricht(en) ten behoeve van het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van genoemde hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
- een of meer perso(o)n(en) een of meer bedrijf/bedrijven en/of bankrekening(en) laten oprichten/openen en/of op naam laten zetten en/of
- ( een) deklading(en) (bananen) geregeld/laten regelen en/of
- een ruimte geregeld voor de aflevering en/of opslag van (de) container(s) met daarin de deklading(en) en de genoemde hoeveelheden cocaïne;
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2015 tot en met 7 juni 2016 te Bunschoten-Spakenburg en/of Hillegom en/of Amersfoort en/of Heemstede, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door hem, verdachte, tezamen met een ander of anderen, althans alleen, voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen, althans opzettelijk te verkopen en/of af te leveren en/of te verstrekken aan en/of te vervoeren, in elk geval opzettelijk aanwezig te hebben,
(ongeveer) 76 kilogram, in elk geval een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
- een of meer telefoongesprek(ken) (in versluierd taalgebruik) heeft gevoerd en/of een of meer sms-bericht(en) en/of mailberichten heeft verstuurd met betrekking tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van genoemde hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
- met een of meer perso(o)n(en) contact heeft opgenomen en/of ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van genoemde hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
- een of meer betaling(en) heeft (laten) verricht(en) ten behoeve van het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van genoemde hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
- [bedrijf 1] als ontvanger van te importeren meubels uit Colombia heeft laten oprichten en/of
- een of meer bankrekening(en) heeft laten openen en/of
- een of meer telefoon(s) en/of geldbedrag(en) in ontvangst heeft genomen en/of heeft laten nemen en/of
- ( een) deklading(en) (meubels) heeft geregeld/laten regelen en/of
- een ruimte heeft geregeld voor de aflevering en/of opslag van (de) container(s) met daarin de deklading(en),
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2015 tot en met 7 juni 2016 te Bunschoten-Spakenburg en/of Hillegom en/of Amersfoort en/of Heemstede, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (ongeveer) 76 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoersmiddelen en/of stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft hij/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk:
- een of meer telefoongesprek(ken) (in versluierd taalgebruik) gevoerd en/of een of meer sms-bericht(en) en/of mailberichten verstuurd met betrekking tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van genoemde hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
- met een of meer perso(o)n(en) contact opgenomen en/of ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van genoemde hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
- een of meer betaling(en) (laten) verricht(en) ten behoeve van het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van genoemde hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
- [bedrijf 1] als ontvanger van te importeren meubels uit Colombia laten oprichten en/of
- een of meer bankrekening(en) laten openen en/of
- een of meer telefoon(s) en/of geldbedrag(en) in ontvangst genomen en/of laten nemen en/of
- ( een) deklading(en) (meubels) geregeld/laten regelen en/of
- een ruimte geregeld voor de aflevering en/of opslag van (de) container(s) met daarin de deklading(en);
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2015 tot en met 7 juni 2016, te Bunschoten-Spakenburg en/of Hillegom en/of Amersfoort en/of Heemstede, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoersmiddelen en/of stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft hij/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk:
- een of meer telefoongesprek(ken) (in versluierd taalgebruik) gevoerd en/of een of meer sms-bericht(en) en/of mailberichten verstuurd met betrekking tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van genoemde hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
- met een of meer perso(o)n(en) contact opgenomen en/of ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van genoemde hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
- een of meer betaling(en) (laten) verricht(en) ten behoeve van het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van genoemde hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of een of meer (grote) hoeveelheden glycerine en/of
- een of meer (grote) hoeveelheden glycerine ingevoerd;
(zaaksdossier Kerstpakketten)
hij op of omstreeks 23 december 2015 te Venlo en/of Duisburg en/of Brussel, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland en/of Duitsland en/of België,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, althans opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een grote hoeveelheid, althans een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(zaaksdossier Raamsdonksveer)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 december 2015 tot en met 21 december 2015 te Raamsdonksveer, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet , althans opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(ongeveer) 1015,46 kilogram, in elk geval een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en met 21 december 2015, te Raamsdonksveer en/of Amsterdam, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 1015 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoersmiddelen en/of stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft hij/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk:
- een of meer telefoongesprek(ken) (in versluierd taalgebruik) gevoerd en/of een of meer sms-bericht(en) verstuurd met betrekking tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
- met een of meer perso(o)n(en) contact opgenomen en/of ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
- een of meer betaling(en) (laten) verricht(en) ten behoeve van het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
- een chauffeur en/of een of meer vervoersmiddel(en) en/of (een) ruimte(n) geregeld voor de aflevering en/of opslag van (de) container(s) met daarin de deklading(en) en/of die ruimte(n) gehuurd en/of bezichtigd ten behoeve van het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne);
(zaaksdossier Ananassen)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2015 tot en met 30 april 2016 te Heemstede en/of Amsterdam, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoersmiddelen en/of stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft hij/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk:
- een of meer telefoongesprek(ken) (in versluierd taalgebruik) gevoerd en/of een of meer sms- bericht(en) verstuurd met betrekking tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
- met een of meer perso(o)n(en) contact opgenomen en/of ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
- een of meer betaling(en) (laten) verricht(en) ten behoeve van het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
- het bedrijf [bedrijf 2] als ontvanger van te importeren ananassen uit Panama opgericht en/of laten oprichten en/of bij dit bedrijf een rekening geopend en/of laten openen en/of
- het bedrijf [bedrijf 3] opgericht en/of laten oprichten en/of
- ( een) deklading(en) (ananassen) geregeld/laten regelen en/of
- ( een) ruimte(n) geregeld voor de aflevering en/of opslag van (de) container(s) met daarin de deklading(en) en/of die ruimte(n) (meermalen) bezocht ten tijde van de aflevering en/of
- opdracht gegeven (een) koelcontainer(s) en/of (een) heftruck(s) en/of (een) expediteur te zoeken;
(zaaksdossier [betrokkene 9] )
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 tot en met 31 januari 2016 te Bunschoten-Spakenburg en/of Hillegom en/of Bilthoven en/of Amersfoort en/of Heemstede, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit of feiten, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het meermalen opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoersmiddelen en/of stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft hij/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk:
- een of meer telefoongesprek(ken) (in versluierd taalgebruik) gevoerd en/of een of meer sms-bericht(en) en/of mailberichten verstuurd met betrekking tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van genoemde hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
- met een of meer perso(o)n(en) contact opgenomen en/of ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van genoemde hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
- een of meer betaling(en) (laten) verricht(en) ten behoeve van het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van genoemde hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
- opdracht gegeven en/of (per e-mail) contact onderhouden met een bedrijf in Brazilië dat hout zou gaan leveren en/of
- ( een) deklading(en) (hout) geregeld/laten regelen en/of
- een ruimte geregeld voor de aflevering en/of opslag van (de) container(s) met daarin de deklading(en) en/of
- opdracht gegeven om een of meer geldbedrag(en) te storten op de rekening(en) van bedrijf/bedrijven [bedrijf 4] en/of [bedrijf 3] en/of een of meer stortingsbewijs/-zen hiervan van in ontvangst genomen en/of
- de beschikking gehad over de inlogcodes van internetbankieren van [bedrijf 4] en/of [bedrijf 3] ;
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 7 juni 2016 te Bunschoten-Spakenburg en/of Amersfoort en/of Heemstede en/of Hillegom, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen
(van) een of meer geldbedrag(en), althans een of meer voorwerp(en), te weten
- 256.950 euro en/of
- 213.050 euro en/of
- 141.550 euro en/of
- 30.900 euro en/of
- 141.900 euro en/of
- 78.290 euro en/of
- 135.300 euro en/of
- 83.500 euro en/of
en/of hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 7 juni 2016 te Bunschoten-Spakenburg en/of Amersfoort en/of Heemstede en/of Hillegom, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen
(van) een geldbedrag, althans een voorwerp, te weten
- 297.025 euro
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbenden op die voorwerpen waren en/of heeft verborgen en/of verhuld wie die voorwerpen voorhanden hebben gehad
en/of
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of gebruikt heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf,
en hij, verdachte en/of zijn mededader(s), van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
hij in of omstreeks de periode van 2 juli 2015 tot en met 7 juni 2016 te Bunschoten-Spakenburg en/of Hillegom en/of Amsterdam en/of Bilthoven en/of Amersfoort en/of Heemstede en/of Geleen en/of Maarssen, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, die bestond uit een samenwerkingsverband van verdachte en een of meer andere natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of het verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of het opzettelijk aanwezig hebben
van een of meer middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
en/of
- het voorbereiden en/of bevorderen van een feit of feiten, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet
- het (gewoonte)witwassen van een of meer geldbedragen voorwerp(en);
(zaaksdossier Sigarenknipper)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 augustus 2015 tot en met 17 september 2015 te Bunschoten-Spakenburg en/of Hillegom en/of Amersfoort en/of Heemstede, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 2] opzettelijk dreigend (telefonisch) (in de Engelse taal) de volgende woorden toegevoegd:
- ‘ luister [slachtoffer 2] , je zult alles regelen wat [verdachte] met jou heeft afgesproken, dat zul je vanavond doen, je zult die 15 vanavond brengen en die andere 15 zul je uiterlijk op donderdag brengen anders zal ik je klote kop eraf schieten, oké? Ik weet verdorie waar je woont en het is geen grap’ en/of (op zeer luide toon) ‘dus neem dit heel serieus, neem dit heel serieus mijn vriend, ja?’, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 3, 4, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 3 (zaaksdossier Glycerine), 6 (zaaksdossier Ananassen) en 7 (zaaksdossier [betrokkene 9] ) tenlastegelegde overweegt het hof dat in die betreffende zaaksdossiers bij controles van de door de verdachten in Nederland ingevoerde ladingen glycerine (feit 3), ananassen (feit 6) en hout (feit 7) geen cocaïne is aangetroffen.
De advocaat-generaal is met de rechtbank van mening dat in deze zaaksdossiers de feitelijke gang van zaken op essentiële punten sterke overeenkomsten vertoont met de gang van zaken in de zaaksdossiers waarin wel cocaïne is aangetroffen. Die punten zijn onder meer, aldus de rechtbank, dat:
- ten behoeve van de invoer van een nieuw product steeds een nieuw bedrijf werd opgezet;
- de ladingen allemaal aankwamen in de haven van Antwerpen;
- er verlies werd geleden op de verkochte vrachten;
- de ladingen van slechte kwaliteit waren en dat de verdachten zich daar over niet druk leken te maken;
- er geen sprake was van een gebruikelijke en gezonde bedrijfsvoering en [verdachte] en [medeverdachte 1] hierin een bepalende rol hadden.
De advocaat-generaal vindt met de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat [verdachte] en [medeverdachte 1] telkens actief betrokken waren bij het regelen van een deklading om een transport van cocaïne te verbergen en dat dit via een zogenoemde schakelbewijsconstructie ook geldt voor de vrachten glycerine, ananassen en hout, die dan eveneens dekladingen waren voor transporten van cocaïne.
Het hof deelt dit standpunt van de advocaat-generaal niet. Anders dan de advocaat-generaal en de rechtbank is het hof van oordeel dat de hiervóór geschetste punten niet zodanig specifiek en/of onderscheidend zijn dat van een patroon of dezelfde modus operandi kan worden gesproken op grond waarvan buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat ook in de genoemde zaaksdossiers Glycerine, Ananassen en [betrokkene 9] telkens sprake moet zijn geweest van de invoer van cocaïne, dan wel het opzetten van een lijn voor de invoer van cocaïne. Het hof neemt daarbij mede in ogenschouw, dat er transporten zijn gecontroleerd waarbij in het geheel geen cocaïne is aangetroffen, hetgeen erop duidt dat de verdachten ook andere zaken importeerden dan alleen vrachten die contrabande bevatten. Het hof zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 3, 6 en 7 tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde overweegt het hof dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat in de dozen die mede door de verdachte buiten het grondgebied van Nederland zijn gebracht, dan wel opzettelijk zijn afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig zijn gehad, hennep zat en zo ja, hoeveel hennep er dan in zat.
Het hof zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 4 tenlastegelegde.
Voor wat betreft de motivering van de deelvrijspraken per feit verwijst het hof naar de verderop in dit arrest opgenomen bewijsoverwegingen per feit.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 subsidiair, 5 primair, 8, 9 en 10 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
(zaakdossier Bananen)
hij in de periode van 1 juli 2015 tot en met 14 juli 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
ongeveer 3.150 kilogram en ongeveer 628 kilogram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
(zaaksdossier Simon)
hij in de periode van 1 september 2015 tot en met 7 juni 2016 in Nederland
tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van (ongeveer) 76 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en
- voorwerpen en/of vervoersmiddelen en/of stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat feit,
immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk:
- telefoongesprekken (in versluierd taalgebruik) gevoerd en telefonische berichten en mailberichten verstuurd met betrekking tot het vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van genoemde hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne)
en
- met personen contact opgenomen en ontmoetingen gehad met betrekking tot het vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van genoemde hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en
- betalingen (laten) verricht(en) ten behoeve van het vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van genoemde hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en
- [bedrijf 1] als ontvanger van te importeren meubels uit Colombia laten oprichten en
- telefoon(s) en geldbedragen in ontvangst genomen en/of laten nemen en
- een deklading meubels geregeld/laten regelen en
- een ruimte geregeld voor de aflevering en/of opslag van de container met daarin de deklading.
5.
(zaaksdossier Raamsdonksveer)
hij in of omstreeks de periode van 20 december 2015 tot en met 21 december 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, (ongeveer) 1015,46 kilogram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
8.
(zaaksdossier Deklading)
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 7 juni 2016 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, meermalen
- 134.950 euro en
- 141.550 euro en
- 28.500 euro en
en hij in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 7 juni 2016 in Nederland en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met anderen, meermalen
een geldbedrag, te weten
- 297.025 euro
terwijl hij, verdachte en zijn mededader(s) wisten dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf,
en hij, verdachte en zijn mededader(s), van het plegen van dit feit een gewoonte hebben gemaakt.
9.
(zaaksdossier Samen)
hij in of omstreeks de periode van 2 juli 2015 tot en met 7 juni 2016 in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, die bestond uit een samenwerkingsverband van verdachte en een of meer andere natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het binnen het grondgebied van Nederland brengen van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
- het gewoontewitwassen van voorwerpen.
10.
(zaaksdossier Sigarenknipper)
hij in de periode van 31 augustus 2015 tot en met 17 september 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft zijn mededader die [slachtoffer 2] opzettelijk dreigend telefonisch in de Engelse taal de volgende woorden toegevoegd:
- ‘ luister [slachtoffer 2] , je zult alles regelen wat [verdachte] met jou heeft afgesproken, dat zul je vanavond doen, je zult die 15 vanavond brengen en die andere 15 zul je uiterlijk op donderdag brengen anders zal ik je klote kop eraf schieten, oke? Ik weet verdorie waar je woont en het is geen grap’ en op zeer luide toon ‘dus neem dit heel serieus, neem dit heel serieus mijn vriend, ja?’, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring zijn voor zover het betreft verklaringen, uitgewerkte taps en chats opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling is aan dit arrest gehecht. Voor zover de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring bestaan uit
documenten, waaronder facturen, transportdocumenten, e-mails, overeenkomsten en bevindingen van verbalisanten, heeft het hof volstaan met een verwijzing naar die bewijsmiddelen in de voetnoten bij de navolgende bewijsoverwegingen.
Algemene bewijsoverwegingen
Het strafdossier
Het dossier Gadolinium beslaat een groot aantal ordners en bevat onder meer diverse zaaksdossiers. Het hof is van oordeel dat het dossier in zijn geheel moet worden beschouwd en dat de tenlastegelegde feiten niet los van elkaar, maar in onderling verband en samenhang moeten worden bezien. Dit betekent onder meer dat bij feiten in het kader van een bepaald zaaksdossier ook stukken uit andere zaakdossiers kunnen worden betrokken. Dit neemt echter niet weg dat voor ieder tenlastegelegd feit afzonderlijk moet worden beoordeeld of sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Aanpak van het hof
De vraag of er voldoende wettig en overtuigend bewijs is, zal per zaaksdossier worden besproken.
Voor zover het hof tot het oordeel komt dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust deze beslissing op de feiten en omstandigheden als vervat in de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang en verband beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bewijsoverwegingen per feit