In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de toepassing van de bedrijfsopvolgingsvrijstelling op de verkrijging van aandelen in een onroerendezaakrechtspersoon, Projectontwikkeling B.V. Belanghebbende heeft op aangifte een bedrag van € 69.960 aan overdrachtsbelasting voldaan en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft het bezwaar afgewezen, waarna belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het hof.
Tijdens de zitting op 16 februari 2024 is de gemachtigde van belanghebbende verschenen, evenals vertegenwoordigers van de inspecteur. Het hof heeft het onderzoek aan het einde van de zitting gesloten. De kern van het geschil is of de verkrijging van de aandelen in Projectontwikkeling B.V. vrijgesteld is van overdrachtsbelasting op grond van artikel 15, lid 1, aanhef en onderdeel b, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBR). Het hof oordeelt dat belanghebbende niet voldoet aan de voorwaarden voor de toepassing van de vrijstelling, omdat de verkrijger van de aandelen niet tot de kring van verwanten behoort zoals genoemd in de wet. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.