Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
De economische activiteit is in artikel 9, lid 1, tweede alinea, van BTW-richtlijn 2006 omschreven als alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter en omvat alle stadia van de productie, de distributie en de dienstverrichting.3 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/) In het bijzonder wordt de exploitatie van een lichamelijke of onlichamelijke zaak om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen als economische activiteit aangemerkt. Het begrip economische activiteit is een objectief begrip in die zin dat de activiteit op zichzelf wordt beschouwd, onafhankelijk van het oogmerk of het resultaat ervan.4 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/) Dit betekent dat niet relevant is of met de activiteit al dan niet winst wordt beoogd, wordt behaald of kan worden behaald. Evenmin is relevant of een overheidsinstelling met betrekking tot een bepaalde activiteit, zoals de realisatie en levering van een schoolgebouw, een gezonde bedrijfsvoering kan realiseren. Wel is vereist dat de vorenbedoelde werkzaamheden duurzaam worden verricht, en geldt voor overheidsinstellingen dat de door hen tegen vergoeding verrichte werkzaamheden naar hun aard ook door marktdeelnemers moeten kunnen worden verricht.5 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/)
Bij de hiervoor bedoelde beoordeling komt geen belang toe aan de omstandigheid dat de betrokken activiteit de uitvoering van een bij de wet opgelegde taak vormt of dat het verrichten van die activiteit anderszins door een algemeen of publiek belang is ingegeven.6 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/)
Uit hetgeen hiervoor in 3.2.1 is overwogen, volgt verder dat aan het hiervoor in 3.2.2 bedoelde ondernemerschap ook niet in de weg staat dat uitvoering van sommige van die werkzaamheden verband houden met de op gemeenten rustende verplichting uit de Wet VO om te voorzien in huisvesting voor bepaalde op hun grondgebied gevestigde onderwijsinstellingen. Zoals eveneens volgt uit hetgeen hiervoor in 3.2.1 is overwogen staat aan dit ondernemerschap evenmin in de weg dat gemeenten met betrekking tot dergelijke schoolgebouwen niet een gezonde bedrijfsvoering realiseren vanwege die verplichting uit de Wet VO.
3.Geschil en conclusies van partijen
4.Gronden
en(onderstreping hof)deel uitmaken van een economische activiteit. Met deze uitleg van de term ‘economische activiteit’ door de Hoge Raad is, anders dan belanghebbende meent, echter nog niet de vraag beantwoord of deze specifieke handeling, te weten de levering van het schoolgebouw, onder bezwarende titel heeft plaatsgevonden.
the transfer, by order made by or in the name of a public authority or in pursuance of the law, of the ownership of propertyagainst payment of compensation(
onderstreping hof)’.
welis vereist. Vraag I, onder a moet ontkennend worden beantwoord.
onderstreping hof). (…).”
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent de vergoeding van immateriële schade, het griffierecht en de proceskosten;
- verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep in de zaak met nummer 22/00263 (kenmerk rechtbank LEE 18/2007) niet ontvankelijk;
- verklaart de overige bij de rechtbank ingestelde beroepen ongegrond;
- bepaalt op de voet van artikel 8:71 Algemene wet bestuursrecht dat voor de vergoeding van schade in verband met de zitting van 4 mei 2023 uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).